Vijf werken van hoogstaande muzikale klasse en tegelijk technisch op concoursniveau, dat kan nagenoeg uitsluitend van de top-5 in de brassbandwereld komen, Foden's, Grimethorpe, Cory, Brighouse & Rastrick en Black Dyke komen. De cd verscheen al eind 2009 en in zijn begeleidend (promo)tekstje probeert dirigent Nick Childs de samenstelling van de cd bijna wanstaltig en totaal onnodig te verantwoorden als een soort jubileumplaat. Zeker, componist Philip Wilby werd 60 en Gilbert Vinter werd 100 jaar geleden geboren, maar voor de rest is er weinig reden om van verjaardagen te spreken. Het doet er vooral aan herinneren dat de band van laatstgenoemde toondichter meer dan veertig jaar oude (en niet eens uitstekende) opnames heruitbracht in plaats van opnieuw in de studio te kruipen. Door zulke bedenkingen zou men de muziek erbij vergeten.
Met de vermelde componisten naast Kenneth Downie en Edward Gregson viel de keuze namelijk op vier prestigieuze gevestigde namen. In dit zog werd slagwerker/huiscomponist Paul Lovatt-Cooper mee gepromoot. Deze keuze lijkt in eerste instantie vreemd, want het werk (en tevens het titelnummer) is opgedragen aan de Schotse Coalburn Silver Band, een brassband die aantreedt in tweede afdeling. Verraderlijk, want het is bruikbaar in kampioensdivisie. PLC, zoals meestal naar hem wordt verwezen, staat nog altijd geboekstaafd als iemand die vooral goed in het oor liggende werken schrijft. 'Within Blue Empires' is voor de luisteraar misschien zijn minst toegankelijke werk, vanwege een aantal vrij langdurige stille momenten. Het is een achtdelig programmatorisch werk over walvissen dat heel rustig opent met alto, bariton en bastrombone, waarmee de stilte van de oceaan wordt opgeroepen. Na 'The Deep' volgt 'Mother And Calf' waarin dezelfde rust aanhoudt en pas na twee en een halve minuut verhoogt het tempo en komt de mens in zicht met 'Prepare To Set Sails'. De stilaan typische PLC-loopjes zoals op 'Immortal' en 'Vitae Aeternum' komen aangezet en krijgen wat later iets onheilspellends in 'Feeding' en 'Out At Sea', waarin euphonium en percussie langzaam wegsterven naar het zesde deeltje, 'Calm Waters'. Dat bestaat goeddeels uit walvisgeluiden, waarna bloedmooie cadenza's voor bastuba, solocornet en euphonium de contemplatieve atmosfeer aandikken. In 'The Breach' gaat het tempo langzaam omhoog en komt het orkest mooi open om in het finale deel dynamisch naar een climax toe te werken. 'Within Blue Empires' geeft door deze structuur niet vlug zijn geheimen prijs en moet echt groeien in de oren en geest van de luisteraar.
Het oudste stuk, 'Spectrum' van Gilbert Vinter, is net als andere grote werken van diens hand (zoals 'Triumphant Rhapsody') bevreemdend omdat het de toehoorder telkens op het verkeerde been zet door permanente gemoedswisselingen en grillige ritmiek, maar tegelijk wordt de atmosfeer hierdoor ook intenser. De verschillende onderdelen verwijzen naar diverse kleuren. Hallucinant is wel dat de kleur van het slotdeel, violet, door Vinter werd veranderd in het gelijkaardige purper (net als zwart een rouwkleur in de Kerk), toen hij hoorde dat hij terminaal ziek was. De combinatie van onheil en uitbundigheid van 'Spectrum' doet soms ten onrechte vermoeden dat het hele opus na het slechte nieuws werd geschreven. Uitbundig is ook de ideale omschrijving voor Wilby's 'Psalms And Allelujahs': feestelijke fanfares, een dans op weg naar een eerste climax, gevolgd door een nostalgische melodie die naar een nieuwe climax leidt, en waarbij de brassbandsound nog ondersteund wordt door het orgelspel van Wilby zelve.
In dezelfde stijl past 'Rococo Variations' van Gregson, dat ook op de reeds gerecenseerde gelijknamige cd van de Foden's Band voorkomt. Toeval of niet, maar Wilby en Vinter sierden daar eveneens de tracklist. Het is compositorisch zeker het knapste werk op deze plaat, al lijkt de versie van Foden's nog een fractie sterker gespeeld. 'Concertino For Brass Band' van Kenneth Downie heeft op zijn beurt een band met 'Rococo Variations', aangezien beide werken een eerbetoon zijn aan het creatieve genie van een andere baanbrekende brassbandcomponist, Wilfred Heaton. De gelijkenis met de opening van diens 'Contest Music' is inderdaad duidelijk hoorbaar: kleine, losse ideetjes worden als het ware aan elkaar geplakt tot een volwaardig deel, een procédé dat iemand als John Cale ook van tijd tot tijd beweert te hanteren. In het trage tweede deel komen de thema's uit het eerste deel opnieuw aan bod. Downie wilde in hier echter ook verwijzen naar de vijfde symfonie van Sjostakovitsj, waarbij hij het duet tussen fluit en hoorn hier vervangen heeft door cornet en euphonium en mondt uit in een intens 'Vivace', het slotdeel.
Goede wijn behoeft geen krans, maar meer nog haalt een goed product geen voordeel uit praatjes, integendeel. Dat de onzin in kwestie ondertekend werd door een autoriteit als Nick Childs is zelfs verbijsterend te noemen. 'Within Blue Empires' is niettemin een erg geslaagde cd geworden, al is het titelwerk eerder een buitenbeen dan een bindmiddel.