Er bestaan nog zekerheden in het leven. Eentje ervan is dat, wanneer er nieuw werk van Philip Wilby verschijnt, de lade met superlatieven mag worden geopend. Een andere zekerheid: Wilby maakt het de luisteraar niet gemakkelijk om dat meteen te doen. Zo is het verre van denkbeeldig dat ‘A Brontë Mass’ (genoemd naar het schrijversgeslacht) niet vlug tot de favorieten van brassband- of koorliefhebbers van hier zal behoren, ook al is dit bijna een half uur durende samenspel van brassband, orgel, harp en koor een huzarenstuk dat ergens doet denken aan gelijkaardig groots materiaal van Gilbert Vinter . Koor van dienst is overigens The Bach Choir, dat ook meewerkte aan de Disneyfilm ‘The Chronicles of Narnia’ en ooit zelfs geleid werd door Ralph Vaughan Williams.
Doordat het Leger des Heils in Groot-Brittannië iets vaker brassband met zang combineert, ligt de drempel voor deze muziek ginder iets lager. Evenmin hebben brassbands hier de reputatie vaak met koren te werken. In dit werk werd een minder gekende kant uit het oeuvre van de Brontës verwerkt, met name de poëzie van Emily, Charlotte, Anne en ook broer Branwell, die veeleer als schilder bekend was/is. In de (gezongen) ingetogen prelude is Charlottes gedicht ‘The Autumn Day’ verwerkt en na de opening ontstaat langzaam een soort onrust in de baritonstem van solist Phil Gault, die in het daaropvolgende ‘Sanctus’ een ware storm inleiden. Na de uithalen van het koor en nerveuze achtergrondmuziek volgt Anne Brontës ‘A Prayer’, waarin geloof en twijfel weerklinken. Niet onbegrijpelijk, want ten huize van de enorm aan elkaar gehechte familie was de dood alomtegenwoordig: vader Patrick overleefde zijn vrouw en alle zes kinderen, van wie Charlotte met haar 39 lentes de hoogste leeftijd bereikte. In ‘A Prayer’ - titel en inhoud verraden een heel contemplatieve sfeer - is er een opvallende dialoog tussen principal cornet en koor.
De tweede helft van deze ‘A Brontë Mass’ opent met Phil Gault die Emily’s ‘No Coward Soul Is Mine’ inluidt, dat overgaat. De atmosfeer is nu veel extraverter en vervolgt met een fragment uit Branwells ’Memory’. Afgesloten wordt met een vrolijk ‘Gloria in Excelsis Deo’. De componist zelf verklaarde dat hij een psychologische reis wou ondernemen van de donkere en melancholische novembernachten naar het heldere (her)ontwaken van het nieuwe jaar.
Vervolgens zijn er nog twee brassbandwerken en een compositie voor euphoniumsolo. ‘Wondrous Cross’ is gebaseerd op een hymne van het Leger des Heils en verdient het om door veel orkesten in het repertoire te worden opgenomen. Een goede hymne klinkt ingetogen maar helder, sereen doch overtuigd en al deze eigenschappen zijn hier aanwezig. Het titelwerk van deze cd werd in opdracht van de Black Dyke Band geschreven, die het in première bracht als keuzewerk op de Europese Brassbandkampioenschappen in het Oostenrijkse Linz. De titel verwijst naar de bijnaam van Antonio Vivaldi – wegens roodharig en tot priester gewijd, hoewel hij dat ambt door zijn zwakke gezondheid niet met zijn muziek kon combineren. Dit pareltje is gebaseerd op diens oeuvre: kenners zullen het winterdeel uit de ‘Vier Seizoenen’ herkennen, net als het motet ‘Nisi Dominus’, ‘Gloria’ en een fuga uit ‘L’Estro Armonico’. Het opwindende eerste deel beproeft vooral de technische kwaliteiten van de muzikanten, terwijl in het tweede deel het lyrische aspect prominent is. De soli voor alto (Sandy Smith), bugel (Alexandra Kerwin), Richard Marshall (cornet) en David Thornton en John French (euphonium) zijn bloedstollend en het stemt enigszins droef dat deze combinatie nooit meer live te horen zal zijn: Smith, Thornton en veteraan French verlieten Black Dyke en Kerwin wisselde haar bugel in voor de solo alto. ‘Beloved Sleep’ (de titel van het tweede deel) behoort tot het allermooiste dat Wilby ooit schreef. In het slotdeel, ‘Fuga’, gaat het opnieuw vlotter en wordt er afgesloten met het beginthema. Het spreekt bijzonder tot de verbeelding hoe de muziekgeschiedenis en meer specifiek de canon er zou hebben uitgezien, mocht Adolphe Sax twee eeuwen eerder zijn saxhoorns hebben uitgebouwd…
Ten slotte is er het eenvoudig getitelde ‘Concertpiece’ voor euphoniumsolo, meteen de laatste solo van David Thornton, die in 2000 dirigent Nick Childs mee vergezelde naar Black Dyke. De virtuositeit van de solist komt hier voor een laatste maal naar boven en hoewel op dat vlak minder imposant dan pakweg David Childs, beschikt hij wel over quasi dezelfde lyriek.
Los van het mogelijke gebrek aan samenhang, valt over ‘Red Priest’ geen verkeerd woord te zeggen. De toegankelijkheid wordt door het omvangrijkste werk, dat de helft van de cd in beslag neemt, zeker niet gestimuleerd, maar wie met een open geest en dito oren de muziek tot zich laat komen, zal niet anders kunnen dan dit grootse muziek vinden.