In 1994 verscheen van de toenmalige Black Dyke Mills Band ‘The Essential Dyke’. Omdat sponsor John Foster’s in financiële moeilijkheden verkeerde, besloten het management en dirigent James Watson tot deze opname. Tegelijk wilde men hiermee de aandacht vestigen op muziek uit het vaste concertrepertoire. Oorspronkelijk zou het bij deze ene ‘Essential Dyke’ blijven, maar het bleek zo’n voltreffer dat een vervolg onvermijdelijk was.
Hoewel deel twee pas in 2000 verscheen, aan het einde van Watsons dirigentschap, zijn ze intussen negen delen ver. Toch slaagt men erin trouw te blijven aan het oorspronkelijke principe dat enkel hun standaardrepertoire aan bod komt. Volume tien verschijnt pas volgend jaar, maar voor onder de kerstboom werd inderhaast een speciale box gemaakt, die ruwweg een derde kost van tien aparte schijfjes en bovendien een vroege première biedt van de tiende. Met de wetenschap in het achterhoofd dat Black Dyke het meest constante ensemble is in de brassbandgeschiedenis, mag de luisteraar hoge verwachtingen koesteren. In het verleden werden op deze site al de delen vijf, zes en negen besproken en programma, sound en muzikaliteit zijn constanten. Het enige verschil is dat de programmaboekjes vervangen zijn door summiere flapteksten en dat de luisteraar geen zicht meer heeft op de bezetting door de jaren heen. Voor de insider is dat een aderlating, de gewone liefhebber zal het waarschijnlijk worst wezen.
Het stramien is telkens hetzelfde: de cd begint zoals elk blaasconcert traditioneel hoort te beginnen, met een mars. Verder zijn er een aantal arrangementen van klassieke muziek, pop en lichte jazz, eventueel nog een mars en toegankelijkere nieuwe composities. Ten slotte is er ook plaats voor één of twee wedstrijdwerken. Binnen deze catalogus is er ook ruimte voorzien voor solisten en deze box plaatst een imposant aantal van hun in het voetlicht. Dat begon in 1994 met cornettist Ian Porthouse in ‘Pandora’, euphonium Robert Childs (het overbekende ‘Rule Brittannia’) en met Stephen Booth, die bijzonder zacht klinkt in ‘Macushla’. Met deze laatste sloeg James Watson zelfs gensters door een bariton (een iets kleinere euphonium) op solo te laten. Intussen zijn deze drie solisten zelf uitgegroeid tot gerespecteerde dirigenten. Het lijstje bevat in de volgende cd’s nog grote namen als Peter Roberts (sopraancornet), cornettisten Roger Webster, Matthew Baker, Lee Rigg en Richard Marshall, bugelisten John Doyle en Alexandra Kerwin, Sandy Smith en Lesley Howie (alto), Gareth Brindle (bariton), David Thornton (euphonium), Brett Baker (trombone), Joe Cook (bastuba) en nog een handvol anderen.
Op volume X schittert laatstgenoemde trouwens met ‘Klezmorim’, een czardasachtig bravourewerk waar hij met imponerende techniek, multiphonics en cadensen tekeergaat. Nieuw is sopraancornettist Paul Duffy, die de ondankbare taak had om de legendarische Peter Roberts te doen vergeten. Het voor hem geschreven ‘Only For You’ komt compositorisch helaas wat over als kalverliefde. Wie luistert naar ‘Praise My Soul’ van wijlen John Childs, vader van ex-lid Robert en huidig dirigent Nick, en dit vergelijkt met ‘Only For You’ kan niet anders dan een verschil in diepgang of bezieling opmerken. Het is een van de hoogtepunten van de jongste ‘Essential Dyke’, naast de livemars ‘Kirton 140’ en het verrassende ‘Brass’ van Philip Wilby. Dat is een poëzie/prozaverhaal van dichter Ian McMillan, die het werk ook voordraagt. ‘Brass’ gaat over het leven en de passies van brassbands en hun muzikanten, hun lief en leed… De auteur past zijn leesstijl aan de inhoud aan, zo begint hij vrij jachtig en brengt daarmee de vervoering teweeg van iemand die passioneel over een hobby vertelt. Hier en daar doet fragmenten wat denken aan slierten uit de film ‘Brassed Off’, maar die herkenning versterkt het verhaal net. Alleen zijn Yorks accent zal sommigen wat storen, al blijft hij goed verstaanbaar.
Een mens vraagt zich misschien af wat er nog mankeert in zo’n veelomvattend repertoire. Kenneth Downie en Philip Sparke, beiden toch niet zo ontoegankelijk, schitteren het meest door afwezigheid. Verder ontbreken er nog componisten die niet meteen bekend staan om hun hapklare luisterbrokken als de 40 jaar geleden overleden Gilbert Vinter. Ook melodisch ijzersterke figuren als John Golland en Goff Richards maken nog geen deel uit van de Essential-reeks, al zijn ze dat al langer voor de brassbandwereld. Jonge leeuwen als Simon Dobson of Andy Scott zullen nog enkele volumes moeten wachten, al krijgt huiscomponist Paul Lovatt-Cooper wel erg veel ruimte, zodanig zelfs dat zijn eerste release ‘Walking With Heroes’ quasi overbodig wordt als men deze reeks heeft aangekocht. Desondanks is dit de meest imposante brassbandcollectie die ooit als één release het daglicht zag. Of er nog een box komt is nog de vraag, maar deze is sowieso verplichte kost.