De carrière van trompettist Bert Joris is er geen van grote sprongen, maar van geleidelijk groeiende erkenning. Een sterrenstatus behoort duidelijk niet tot zijn objectieven – en dit is op 'Magone' duidelijk te horen.
Wars van alle trends en coolness klinkt zijn kwartet hier heel gestileerd, maar nooit koud. Deze cd is het werk van muzikanten die elkaar al lang gevonden hebben en zich niet meer moeten bewijzen: niet tegenover het publiek, noch tegenover elkaar. Met hun natuurlijke samenspel laten ze ruimte voor mekaar en verwijzen ze technische vindingrijkheid naar het tweede plan.
Bert Joris klinkt weer als de beheersing zelve. Door weg te blijven uit het hoge register kan hij extra inzetten op zijn melodische kracht. Souplesse primeert op ritmische agitatie, waardoor Joris de muziek laat ademen, ook wanneer hij kiest voor langere zinnen. Dat deze lyrische speelstijl geen zwaktebod is, mag blijken uit de constante stroom ideeën die hij naar buiten brengt. Wanneer hij in 'Anna' overschakelt op bugel komt zijn speelstijl zo mogelijk nog beter tot voor de dag. Met zijn satijnen aanzet en wollen toon laat hij horen hoe prachtig een bugel kan klinken in het lage en het middenregister.
Dat de romantische sfeer van 'Anna' eerder neigt naar die van een oude zwart-witfilm, dan naar Hollywoodsentiment is mede te danken aan het werk van pianist Dado Moroni. Ook hij zit hoofdzakelijk in de klassiek jazztraditie en heeft vooral melodische pijlen op zijn boog. Door de begeleidende akkoorden hier goed onder te mikken, bezorgt hij het kwartet een extra dimensie, waardoor zijn solo's een perfecte voortzetting van die van Joris vormen. Opvallend is dat Moroni hetzelfde niveau aanhoudt wanneer hij kiest voor de Fender Rhodes. Hij vermijdt funky formules en slaagt er in om met Philippe Aerts en Dré Pallemaerts een ritmesectie te vormen die zo hecht klinkt dat ze bij elkaar op schoot lijken te zitten.
Deze natuurlijkheid wordt doorgetrokken in de soleerstijl van Aerts. Doordat hij grote sprongen vermijdt en tijd neemt om te fraseren hij heel vocaal. In 'I Fall in Love Too Easily' is hij zelfs de sfeermaker van dienst doordat hij met regelmatige dubbelgrepen de klassieke ballad mooi open legt voor Joris' intrede met het thema. Pallemaerts sluit dankzij fijne accenten die nooit de groove verstoren het meest aan bij het spel van Moroni. Bij het begin van een pianosolo introduceert hij meer cimbalen, waardoor de ondergrond metrisch wat losser gedraaid wordt. In 'Benoit' is hij hierin echter iets te voortvarend; pas bij een volgende poging besluit Moroni op Pallemaerts' avances in te gaan om het nummer helemaal te laten openbloeien.
Dat Bert Joris ook een begenadigd componist is, wordt op 'Magone' nogmaals bewezen. De stukken variëren van speels maar niet lichtzinnig, tot vlot soulachtig of emotioneel geladen, maar alles behalve tranerig ('Magone'). In de blues 'Alone at Last' kiest Joris voor stops en een James Bond-achtige harmonische onderbouw, waardoor de blues eerder in de concertzaalvariant klinkt dan in straatgedaante.
Een absoluut juweeltje is 'Triple', opgedragen aan Joris' kat, een nummer waarin het beestje in kwestie op kousenvoeten lijkt rond te kruipen. Het cartooneske van deze track wordt verrijkt met uitgekiend samenspel, waarbij fijne gaatjes vallen in het groepsgeluid. Een bewijs dat degelijkheid nog steeds kan leiden tot hoogstaande en aanlokkelijke muziek.
Meer over Bert Joris Quartet
Verder bij Kwadratuur
Interessante links