Wanneer ooit de biografie van de Franse violist Benjamin de la Fuente in boekvorm verschijnt, zal aan het jaar 1987 meer dan een pagina besteed worden. Dat jaar markeert immers zijn confrontatie met de elektro-akoestische en geïmproviseerde muziek. De nawerking van deze kennismaking is duidelijk te horen op het solo-album ‘La Longue Marche’, waarop de la Fuente te horen is als violist en elektronicamuzikant die gebruik maakt van zuivere geluiden, samples van lachende kinderen, distortion en andere vervormingen.
In combinatie met diverse speeltechnieken van de viool ontstaat een rijk arsenaal aan mogelijkheden dat direct te horen is op de openende titeltrack: van diep elektronisch dreunen, klassiek pizzicatospel tot naklinkende geluidseffecten. Alles wordt hier bovendien in een overzichtelijke structuur gegoten, waarmee meteen duidelijk is dat de la Fuente meer in zijn mars heeft dan het louter stoeien met effecten.
De meeste tracks zijn dan ook composities (de la Fuente studeerde compositie bij Gérard Grisey), hoewel de nadruk doorgaans toch op de impact van het geluid ligt en de stukken nooit minutieus vastliggen, met uitzondering van de Roadrunner-achtige canonstructuur van ‘Give Something’. Toch klinkt de muziek ook hier direct en spontaan, wat op andere momenten nog versterkt wordt door de verwijzingen naar niet-westerse en niet-klassieke muziekcultuur.
Hier en daar leunt de la Fuente echter te sterk op het belang van de klank, waardoor tracks als ‘Du Phare et l’Onde’ en ‘Blache’, eens het geluid ingewerkt is, weinig te bieden hebben. Nochtans biedt deze laatstgenoemde track met de lage dreunen en het in stereo-effect ronddraaiende geluid heel wat mogelijkheden tot exploratie.
In het tweede deel van het album slaagt de la Fuente er echter in om permanent een goede balans te vinden tussen elektronische mogelijkheden en muzikale inhoud. Soms heel ontspannen, zoals in ‘Known by a Number’ waarin percussieve ritmes, lage basgitaarachtige tonen en klaaglijke flarden viool een treintje vormen dat door de open prairie tuft. De drone- en gitaarachtige klanken maken de gelaagdheid af. Elk gevoel van drukte wordt echter vermeden, terwijl de intensiteit toch gestaag opgevoerd wordt.
‘Clem’ lijkt wel het meest “klassieke” van alle nummers waarbij de violist laat horen hoe goed hij zijn instrument beheerst. De grens tussen zachte tonen en ruisen wordt opgezocht, net als dubbelgrepen, kleine glissandi en perfect beheerste tremolo’s in het hoge register. Bovendien ontstaat het ene deel van dit stuk spontaan uit het andere, waardoor ‘Clem’ meteen de meest overtuigende compositie van ‘La Longue Marche’ wordt.
Op het afsluitende ‘Got Rid of the Shackles’ (een muzikaal “vluggertje”, net voor hij het vliegtuig moest nemen) verschijnt de la Fuente (eindelijk?) in Jimi Hendrix gedaante. Jankend, rijk aan distortion, freewheelend, noisy of met ritmisch aangeslagen akkoorden roept hij een psychedelische wereld op die meer weg heeft van een vrije muziektrip op Woodstock, dan van de strak afgelijnde rocksets van de doorsneeband.
Als ‘La Longue Marche’ een eenmanswedstrijd is in het samenbrengen van compositie, improvisatie, elektronica en akoestisch vioolspel, dan is het voor het eindverdict nog even wachten op de verlengingen. Daarvoor heeft de la Fuente, dankzij zijn sterke tweede (plaat)helft echter heel wat kaarten in handen. Het is uitkijken naar hoe hij ze zal spelen.
Meer over Benjamin de la Fuente
Verder bij Kwadratuur
Interessante links