Never change a winning team en dus blijft de Britse band Bellowhead ook voor haar vierde cd ‘Broadside’ bij het beproefde recept: een repertoire van oude folksongs en aanstekelijke, zelfgeschreven, instrumentale dansnummers. Traditioneel, inderdaad, maar eigenlijk ook weer niet, want op ‘Broadside’ verlaat de band het folkpad meer dan ooit tevoren. Niet dat deze habitué van de BBC 2 Folk Awards (‘Broadside’ leverde de groep haar achtste prijs op, de eerste in de categorie beste cd) vroeger trouw bleef aan het folkgeluid. Disco, punky rock of een bigbandsound zijn de groep nooit vreemd geweest. Wat op deze cd echter een nieuwe dimensie aan het geluid geeft, zijn de overdubs die voor een imposante klank zorgen, misschien niet zo vreemd voor een plaat met opnieuw John Leckie (Radiohead en Muse) in de producerstoel.
Toch kreunen de songs niet onder hun eigen gewicht. De catchy charme van de volksmuziek en de wederom erg knappe arrangementen houden het schip op koers. Voor die arrangementen heeft Bellowhead natuurlijk alles in huis wat een band zich maar kan wensen: een blazerssectie die tot vijf muzikanten sterk kan zijn (inclusief helicon en hobo), vier strijkers, squize boxes, gitaar, banjo, bouzouki, mandoline en doedelzak moeten volstaan om heel wat verschillende registers open te trekken en dat is ook wat de band doet.
Hoe groots het geheel kan klinken in combinatie met de studiotechnieken is te horen op ‘Byker Hill’ en het afsluitende ‘Go My Way’. Gedragen door een symfonisch geluid klinkt de muziek rijk en haast overdadig kleurrijk, waarbij de knap uitgevoerde samenzang van het slotstuk voor een extra dimensie zorgt. Meer old school Bellowhead is het zonnige arrangement van ‘Thousands or More’, inclusief plechtig wiegend slot, alsof de groep eindelijk haar eigen ‘Land of Hope and Glory’ gevonden heeft.
Op het vorige album ‘Hedonism’ had de groep een uniek evenwicht gevonden tussen uitgekiende, evoluerende arrangementen uitermate meezing- en -brulbare nummers. Die traditie houden ze levend met oorwurmen als de single ’10 000 Miles Away’ en ‘Lillibulero’, het ultieme, feestelijke bisnummer in spe. Moeilijker liggen de zaken in de tracks waar het arrangement opmerkelijk kort geknipt is en de instrumenten als een complexe puzzel ineen lijken te vallen: ‘The Old Don Cow (dat zich uiteindelijk overgeeft aan detectievefunk en zuivere disco), ‘Black Beetle Pies’ of de gebroken maatsoorten in de instrumentale passage van de onversneden caféhoempa van ‘What’s The Life of Man?’.
In de schaamteloze pop van ‘Betsy Baker’ mag het even wat eenvoudiger en met ‘The Wife of Usher’s Well’ heeft ook deze plaat weer een duistere, beklijvende song in huis die de dreigende sfeer oproept van Alan Parsons’ nummers rond de verhalen van Edgar Alan Poe.
Wie Bellowhead kent van de vorige releases zal heel wat vertrouwde lijnen terugvinden, maar toch ook wat moeten wennen aan het opgepompte geluid van ‘Broadside’. Eens die sound omarmd, zal de folk 2.0 van de groep snel haar onweerstaanbare aantrekkingskracht kunnen laten gelden. Het is dan alleen nog afwachten hoe de band de muziek live gaat neerzetten.