Beethovens tripelconcerto voor viool, cello en piano is het minst gespeelde van zijn zeven concertos: de vijf pianoconcerti en het beroemde vioolconcerto behoren tot de vaste concertprogrammatie van elk orkest maar de moeilijkheid om een vast klaviertrio te vinden om de drie solorollen op zich te nemen, betekent dat er niet zoveel gelegenheid is op het tripelconcerto in C opus 56 te horen, op cd of in de concertzaal.
Deze cd heeft een mooie, nieuwe en modern aandoende cover gekregen maar de gedateerde foto van het orkest laat er geen twijfel over bestaan: dit is een heruitgave van een opname uit 1990 met de Central China Philharmonic... Er zijn al veelbelovender cd's op de markt gebracht en met een zeker wantrouwen begint een eerste beluistering.
Wat het orkest betreft, is die terughoudendheid zeker gerechtvaardigd want de algemene indruk is er een van een opname niet uit 1990 maar uit 1960 - al is de opnamekwaliteit op zich wel wat beter. Dat wil dus zeggen dat de strijkers een erg ongelijke en slecht op elkaar afgestelde vibrato gebruiken, wat de orkestpassages een heel wazige indruk geeft. Blazers zijn, als bij oude orkestopnames, slecht hoorbaar. Dat is spijtig in deze Beethoven want hobo's of hoorns hebben enkele belangrijke ondersteunde functies te vervullen. Heel wat passages, zoals de aanloop naar de cadens van het eerste deel, klinken bovendien lomp en militaristisch in het orkest. Om op een positieve noot te eindigen, kan men echter wel stellen dat de begeleiding van het langzame deel erg sfeervol gehouden wordt.
Solisten Leonora Mila op piano, Pedro Leon op viool en Pedro Corostola op cello doen het gelukkig een stuk beter. Het is erg genoegdoenend op de precieze, transparante aanslag van Mila's piano te horen, een aanslag die de accuraatheid en kleinschaligheid van een achttiende-eeuwse pianoforte probeert te imiteren. Pedro Corostola zorgt voor een zangerige en soms best krachtige cellopartij maar houdt zich strikt aan een slank classicistisch idioom, waardoor zijn Beethoven niet overdreven anachronistisch en romantisch gaat klinken. Pedro Leons viool klinkt echter te scherp en bovendien te vals, zoals aan het begin van het langzame deel blijkt, om een goede indruk te maken.
Als extraatje wordt de luisteraar bovendien vergast op ‘Reflections of the Moon on the Second Best Fountain’, een oriëntaals stukje symfonische romantiek van de Hua Yanjun en Wu Zuqiang. Niet echt origineel maar als toemaatje best te smaken, al is het maar omdat het over minder delicate muziek gaat dan Beethovens tripelconcerto.
Enkele missers hier en daar in de viool zullen we maar op een haastig uitgevoerde opname steken of op de 'accidents de parcours' van een live-opname. Mochten zulke missers echter hun plaats krijgen in een verder capabele en geestdriftige uitvoering, zouden ze verteerbaar zijn maar in een uitvoering met een niet al te geweldig orkest en een niet al te geweldige opnamekwaliteit, bevestigen ze alleen maar het eerdere oordeel: zelfs van dit weinig gespeelde concerto bestaan stukken betere uitvoeringen.