Beethovens allerlaatste composities zijn een reeks van zes strijkkwartetten met opusnummers 127, 130, 131, 132, 133 en 135. De late strijkkwartetten vormen de bekroning van Beethovens late jaren, een periode die ook het ontstaan zag van grote werken als de negende symfonie en de ‘Missa Solemnis’. Maar in tegenstelling tot zulke hemelbestormende muziek, zijn de kwartetten intiemer opgezet, minder conventioneel qua structuur en taalgebruik en erg persoonlijk wat inhoud betreft. Het is alsof Beethoven, na een ‘heroïsche’ periode van baanbrekende symfonieën en concerti, zijn grootschaligere muziek muziek de rug toekeerde en enkel nog intieme kamermuziek schreef, alsof ze componist nog slechts puur zichzelf componeerde.

De strijkkwartetten zijn echter even zeer in opdracht geschreven als andere werken: de eerste drie (opus 127, 130 en 132) zijn het resultaat van een opdracht van de Russische prins en amateurcellist Nikolay Borisovich Galitzin. Het Amerikaanse Brentano strijkkwartet werpt zich in deze nieuwe opname op twee van die late kwartetten, het opus 127 in Es en het opus 131 in cis. Het werd een uitvoering die Beethovens muziek haarscherp en krachtig maar net zo goed expressief weet over te brengen.

De openingsnoten van het opus 127 zijn dan ook stevig ronkende akkoorden geworden, niet de gepolijste kwartetklanken waarmee dit kwartet op vele andere uitvoeringen opent. Die stevige kwartetklank is voor een groot gedeelte te danken aan celliste Nina Maria Lee, die onder de drie andere muzikanten een robuuste bas neerzet. Ze lijkt ervan te genieten om geaccentueerde basnoten ruw aan te strijken. Het is overigens alsof er bewust niet zozeer voor een ‘warme’ uitvoering gekozen wordt maar wel voor een haarscherp afgelijnde lezing, die Beethovens muziek met een analytische precisie neerzet. Lyriek gaat gelukkig niet verloren – getuige daarvan de smaakvolle vrijheid in het tempo van de finale van opus 127 - maar breedsprakerig romantisch is deze uitvoering zeker niet!

Een gevolg van de transparantie van deze opname is dat de langzame delen, zoals het hemelse ‘Adagio, ma non troppo e molto cantabile’ uiteen vallen in vier afzonderlijk volgbare stemmen die met elkaar in dialoog gaan. Het ‘Cantabile’ of zangerige karakter van het langzame deel van het opus 127 kwartet is trouwens een aspect van Beethovens muziek die de muzikanten precies weten te brengen, met melodielijnen die haast tijdloos lijken maar toch nooit stilvallen. Totaal anders klinkt dan weer het openingsdeel van opus 131, een ‘molto expressivo’ waarin Beethoven – en de muzikanten van het Brentano kwartet – continu met zichzelf lijken te worstelen. Die vastberadenheid vindt men ook aan het eind van het kwartet terug, in een finale waarin het Brentano kwartet vol overtuiging speelt met de manier waarop Beethovens muziek eindeloos van karakter wisselt: lieflijk het ene moment, strijdvaardig het andere, moedeloos snel erna… Elke gemoedswisseling wordt vol overgave uitgespeeld.

Snelle passages lopen – zoals van kwalitatieve uitvoeringen als deze verwacht mag worden – uiterst vlotjes, met trefzekere snelle nootjes in het trio van het derde deel van opus 127 bijvoorbeeld. Delen als het tweede deel uit opus 131, met zijn bedrieglijk eenvoudige melodieën, weerklinken dan weer met een ontwapenende onschuld. Het zorgt, alles bij elkaar, voor een uitvoering die geen vrijblijvende beluistering vraagt maar een erg genuanceerde en expressieve klankwereld opent, een interpretatie dus die zeker Beethovens goedkeuring zou verdienen.

Meer over Ludwig van Beethoven


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.