Van alle zonen van Johann Sebastian Bach heeft er maar eentje, de oudste, Wilhelm Friedemann Bach (1710-1784) het voorrecht genoten door vader Bach onderwezen te worden. De oudere Bach leidde zijn zoon op tot een uitstekend improvisator en componist maar bovenal tot orgel- en klavecimbelvirtuoos. Net als Johann Sebastian, werd ook Wilhelm Friedemann een kerkmuzikant, aan de Sophienkirche in Dresden en later bij de Liebfrauenkirche in Halle, twee posities die hij in tamelijk ongelukkige persoonlijke omstandigheden uitoefende.

Omdat zijn levensloop die van zijn vader nabootste, is Wilhelm Friedemann Bach nooit zo bekend geworden als zijn broers Carl Philipp Emanuel of Johann Christian. In tegenstelling tot die eerste, die hofcomponist was bij Frederik de Grote van Pruisen of de laatste, die een succes oogstte bij het burgerlijke publiek in Londen, bleef Wilhelm Friedemann een componist in loondienst bij relatief onbekende, religieuze instellingen.

Bachs eigen zwakke gestel en wat onstabiele persoonlijkheid leidden niet tot een glorierijk of erg gelukkig leven. Die droefheid denkt men vaak, al dan niet ten onrechte, terug te vinden in de klavierwerken van Wilhelm Friedemann Bach, die de dramatische perspectieven van de heersende, Sturm und Drang stijl ten volle verkennen. Die vermeende nadruk op het pathetische rococokarakter in de muziek van de jongere Bach heeft wat verduisterd dat Wilhelm Friedemann nog het meest van al - als zowat de enige componist uit zijn tijd en in tegenstelling tot zijn jongere broers - de polyfone stijl van zijn vader heeft voortgezet, in zijn cantates, triosonates en klavecimbelconcerten.

De huidige uitvoering blijft dan ook niet te lang stilstaan bij het sentimentele dat in Bachs muziek zou moeten zitten. Het concerto voor klavecimbel en strijkers in g komt dramatisch over maar ook vol van energie. Het langzame middendeel ontplooit zich eigenzinnig, met abrupte frasewendingen en plotse accenten die de melodie plots onderbreken. Het moet dat onvoorspelbare aspect van Bachs muziek zijn geweest die tijdgenoten nog het meest  verontrustend vonden. Zoals dat van composities van een klaviervirtuoos verwacht mag worden, stellen de klavecimbelpartijen behoorlijk hoge eisen, iets wat klavecinist Sebastian Wienand niet afschrikt. Het is opvallend hoeveel zin voor melodie en frasering hij in zijn interpretatie kan behouden.

De snelle passages uit de trio’s en de concerti bezitten dan weer een vlotte cadans die de melodiestemmen energiek naar voren doet komen. Vooral eerste violiste Anne Katharina Schreiber maakt een overtuigende indruk met een solide lezing die veel gevoel voor ritmiek in deze muziek houdt. De twee kamermuziekwerken, eentje in B voor viool en continuo en eentje in Bes voor twee violen en continuo komen namelijk even present over als de concerti en dat is vooral de verdienste van de doortastende manier waarop deze werkjes vorm gegeven worden.  Deze Wilhelm Friedemann Bach wordt vol contrast en met overtuiging gespeeld waar het al te gemakkelijk is om deze muziek galant maar ook slapjes  voor te stellen.

Van Wilhelm Friedemann bestaat een schat aan zelden gespeelde muziek: drie van de vier werken die hier voorgesteld zijn, zijn wereldpremière-opnames. Voor het Carus-platenlabel is dit al de vierde cd in een reeks die de muziek van Bachs oudste zoon moet herwaarderen. Net als de cantates die de vorige uitgaven vullen, krijgen ook deze kamermuziekwerken en concerti van hun uitvoerders een lezing mee vol overgave en overtuigingskracht.

Meer over Wilhelm Friedemann Bach


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.