Bachs zes Brandenburgse concerti, een reeks van zes concerti grossi voor verschillende instrumenten die hij in 1721 opdroeg aan de Markgraaf van Brandenburg maar die waarschijnlijk al op eerdere datum gecomponeerd werden, behoren zowat tot de bekendste werken uit de late barok. Integrale of gedeeltelijke opnames van de zes werken zijn dan ook niet moeilijk om terug te vinden. Het Nederlandse Apollo Ensemble nam op deze recente cd het tweede, vierde en vijfde Brandenburgse concerto op. Standaardversies van de drie concerti zijn het echter niet geworden: Bach sleutelde wel vaker aan zijn muziek, bijvoorbeeld omdat hij zich voor latere uitvoeringen genoodzaakt zag veranderingen aan te brengen en dat deed hij ook met haast al zijn Brandenburgse concerten: de muziek uit concert I en III bijvoorbeeld komt terug in (later gecomponeerde) cantates (BWV52, 174 en 207) en ook van de drie concerti die het Apollo Ensemble hier presenteert bestaan alternatieve versies.
Zo werd in het vierde Brandenburgse concerto de soloviool door klavecimbel vervangen, iets wat vooral in het langzame tweede deel voor een merkbaar verschil zorgt. Het tweede Brandenburgse concert werd op deze cd dan weer ingespeeld zonder ‘Ripiento’ strijkers, zodat het materiaal volledig gedragen wordt door de sologroep van hobo, blokfluit, trompet en viool en de basgroep. Het zorgt voor een doorzichtige, kamermuzikale textuur, als ging het hier eerder om een sonate à 4 dan om een volwaardig orkestwerk.
Het vijfde concerto, met zijn sologroep van viool, traverso en klavecimbel blijft nog het meeste trouw aan zijn originele versie maar ook hier zijn veranderingen te bespeuren, in de vorm van een uitgebreide (en wat vreemdsoortig chromatische) cadenza voor het klavecimbel aan het eind van het eerste deel. Het is haast alsof klaveciniste Marion Boshuizen een van Bachs orgelpreludes wil imiteren op haar instrument. Het middeldeel van het vijfde Branbenburgse concerto toont fluitiste Kate Clark echter in heerlijk lyrisch samenspel met het klavecimbel.
De drie concerti worden overigens niet in de standaard barokstemming van 415 hertz uitgevoerd maar nog eens een halve toon lager op 395 hertz, in wat in de achttiende eeuw als ‘Tiefkammerton’ omschreven werd. Het is een stemming die een volledige toon lager klinkt dan de huidige stemming in 440 hertz en die vooral in Frankrijk gebruikt werd. De markgraaf van Brandenburg was echter zo francofiel dat men redelijkerwijs kan aannemen dat zijn orkest – dat voor een deel uit Franse muzikanten bestond – ook in Franse stemming zou gespeeld hebben.
Die lage stemming van 395 hertz verleent aan de concerti een warmere maar ook minder briljante klank. En het helpt sowieso met de razend hoge en zware trompetpartij uit het tweede concerto. Die staat bekend als een van de zwaarste uit het repertoire maar trompettist Hans-Martin Rux speelt hem met een lichte, fijne klank, alsof hij er geen enkele moeite mee heeft.
Wat tempi betreft zijn er weinig verrassingen, behalve in het vierde Brandenburgse concerto, waarvan het eerste en laatste deel merkbaar langzamer uitgevoerd worden. Het normaal gesproken opgewekte en virtuoze eerste deel in zesdelige maat voert het Apollo Ensemble in een aanzienlijk lagere versnelling uit, zodat de muziek iets gezapigs krijgt, bijna alsof het om een wals gaat. Dat trage tempo is een jammere zaak want het zuigt heel wat energie en vaart uit dit normaal gesproken zo schitterende concerto. Het zorgt ervoor dat dit vierde concerto een verder erg muzikaal en capabel uitgevoerde cd op lichtelijk fletse wijze afsluit.