Versleten tot achter zijn ogen en oren, maar toch is de Franse dirigent Pierre Boulez nog steeds begaan met zijn opvolging. Samen met Claudio Abbado zet hij zich in voor de toekomst van de muziek aan de hand van jeugdorkesten, waarvoor een strenge selectieprocedure bestaat die uitwijst wie wel en wie niet mag toetreden. De Lucerne Festival Academy Orchestra is een voorbeeld van een groep musici die onder leiding van Boulez in Zwitserland in de zomer de kans krijgen zich te vervolmaken in het symfonische repertoire. Het nog iets meer gereputeerde Gustav Mahler Jugendorchester, in 1986 door Abbado opgericht, bekleedt een soortgelijke functie. Uit 1500 aanmeldingen ieder jaar selecteert een jury – bestaande uit de solisten van grote orkesten als de Wiener en de Berliner (met daarnaast ook dirigenten) – de beste instrumentalisten, die vervolgens aan de slag mogen in concerti met wereldvermaarde interpreten of mogen spelen onder geroemde dirigenten. Beter dan Pierre Boulez worden ze immers zelden gemaakt, hoewel deze opname niet over de hele lijn overtuigt. Boulez is niet voor niets een voorvechter van een uitvoeringspraktijk die oudere muziek vanuit de hedendaagse muziekcultuur bekijkt. Snelle tempi, geen overdreven pathos en vooral muziek die zich niet geforceerd voortbeweegt, is wat hij in het vizier stelt. Dat hij zijn jeugdorkesten echter moeilijke partituren in handen geeft, is voor de luisteraar niet altijd even dankbaar. Muzikanten in de grootste orkesten kennen deze muziek nu eenmaal door en door en kunnen er daarom ook meer betekenisvolle, emotionele diepte in leggen. Neem het die jonge snotters eens kwalijk dat ze weinig voelen voor pakweg het opus 1 van Webern... Toch wringt het schoentje op deze opname niet bij het minst toegankelijke werk; wel andersom.
Openen doet Boulez op zijn jongste opname voor Deutsche Grammophon met de prelude tot de eerste akte van 'Tristan und Isolde', een van Wagners beroemdste opera's. De reputatie van Boulez in Wagner is niet eenzijdig gunstig: de dirigent bracht met Patrice Chéreau nog steeds de meest legendarische Bayreuth-versie van de Ring tot leven in de jaren '70, maar met zijn 'Parsifal' – die hij ongeveer 25% sneller dirigeerde dan de versie van de immer trage James Levine! – toonde Boulez dat hij niet altijd de meest dramatisch efficiënte keuzes maakt. Ook in deze briljante prelude – onlangs nog veelbetekenend gebruikt in de film 'Melancholia' van Lars von Trier – kiest Boulez een te snel tempo om echt te overtuigen. Hij last weliswaar gewichtige stiltes in, maar de muziek die zo natuurlijk als een vat moet overlopen, lijkt hier op de vlucht voor een of ander kwaad. Gejaagdheid, die zelfs tijdens de innerlijke climax voelbaar blijft, gooit dus aardig wat roet in het eten. Een maar gematigde en vooral extra sonore opvoering is van dit werk te verkiezen. Met zijn amper 10 minuten is dit echter niet het hoofdwerk van de cd: dat is wel de 'Pelléas et Mélisande' van Schönberg, vier keer langer dan Wagners opmaat en bij te schrijven in het lijstje van Maeterlinckverklankingen naast die van Debussy, Fauré en Sibelius. Schönbergs partituur is allicht de meest ontoegankelijke van het kwartet: het spreekt dat zelfs Mahler, toen hij de partituur onder ogen kreeg, uitriep dat het een monsterlijk moeilijk werk was. Toch zit de componist op dit moment nog niet in zijn atonale periode – deze 'Pelléas et Mélisande' sluit eerder aan bij Richard Strauss' experimenten met de tonaliteit, waarbij de aanvaarding van tonale principes reeds op de helling wordt geplaatst door de regels consequent naar hun uitersten te drijven.
De aartsmoeilijke partij klinkt bij het Mahler Jugendorchester goed en rijk, hoewel de doorzichtigheid niet altijd optimaal is. Boulez stuwt zijn orkest alweer richting een behoorlijk gezwinde opvoering, waarin door de constante op- en afbouw van spanningen weinig rustpunten worden gelaten. Het voordeel is dat Boulez licht ontvlambaar musiceert en de erg diverse karakters heel direct naast elkaar plaatst, in een warmbloedige orkestklank om van over te vallen. Anderzijds is de versie zodanig energetisch en quasi hectisch, dat de luisteraar zich iedere keer opnieuw op bepaalde plaatsen verslikt. Zich verslikken van muzikaal enthousiasme is echter geen slechte zaak, dus voor de 'Pelleas und Melisande' verdient deze opname zeker aandacht. De 'Tristan' is een opstap die hier echter niet telkens opnieuw gedraaid wordt, helaas.