De muzikale poëet Anthony Johnson uit Trinidad is een opmerkelijk artiest in het wereldje van de afromuziek. Al twintig jaar lang vermengt hij narratieve, literaire rebellieteksten met opgewekte Afrikaanse en Jamaicaanse ritmes, om penetrante songs samen te stellen. Op zijn vijfde langspeler ‘Time’ probeert Joseph de muzikale omkadering van zijn lyrische beeldspraak nog wat extra aan te kleden. Dankzij de steun van de befaamde soulbassiste MeShell Ndegeocello, heeft deze plaat een rijke productie.
Wat meteen opvalt: ondanks zijn nogal consistente en herkenbaar homogene vocale aanpak (denk even aan Linton Kwesi Johnson), baadt ‘Time’ in een welgemikt, vrij spaarzaam muzikaal kader. De zogenaamde slam poetry van Anthony Joseph wordt verpakt in een bed van hiphop, afrobeat, jazz en funksoul.
Het album opent erg vrolijk, met een jolig keymelodietje en handengeklap. Het contrast met de openende zinsnede “if a father kills his son in self defence” kon alvast niet groter zijn. Zoiets gebeurt wel vaker: lentefrisse deuntjes en ritmische capriolen smukken harde taal op. Het rijke pianospel van een erg filmisch ‘Tamarind’ met zijn mooi uitgebalanceerde structuur van orgel, funkbas, Hammond en zelfs viooltjes zorgt bijna voor een dansbaar, opgewekt geheel. In ‘Kezi’ zorgen vibrerend orgelspel samen met oppeppende trommeltjes voor een erg swingend kader (dat wat abrupt wordt afgebroken door de zin “cocaine don’t have no soul”). Gooi het klavierthema, de gitaarlicks en de afgekapte basmelodie van ‘Alice of the River’ samen en er staat zelfs een geniale melancholische groove.
Maar die melodieuze weelde is zeker geen constante. De artiest weet zeker ook less is more toe te passen. Enkele funky bastoetsen, een flard fluit en vrouwelijke achtergrondzang of kort jazzy pianospel zorgen in ‘Hustle to Live’ voor een spaarzame instrumentale intensiteit die ingetogen klinkt, maar daardoor ook net erg gebald en krachtig overkomt. Op andere momenten zit in dit erg ritmische geheel ook onderhuidse psychedelica verwerkt, die vrij duister is door de dominante baslijnen en de onheilspellende vocale parlando van Joseph. Dat blijkt helemaal uit een van de hoogtepunten van deze plaat, ‘Heir (for Women Who Wish)’, dat het aanvankelijk enkel met op- en neerklimmende bas en ijl spokende geluiden stelt. Vervolgens zet een fatalistisch triphopritme in, dat later met mysterieus pianospel een erg akelige sfeer oproept. Dit is het soort van obscure constructies waarvoor een artiest als Tricky zijn hand in het vuur steekt.
Dat alles zorgt maar al te vaak voor erg bevreemdende, intrigerende muzikale kaders. De uithalende preken van de meester en die Afrikaanse trommeltjes die de aandacht naar zich toe zuigen, de onrustig grollende bas en de vele kort gebekte accentjes geven deze plaat een constante spanning.
Feit: de woordkunstenaar legt zelf nogal weinig klemtoon in zijn frasen en gebruikt wat weinig variatie qua intonatie. Daardoor komt een song als ‘Shine’ met zijn zes minuten permanente vette basgroove wat te monotoon over. Zonder de muzikale weelde en de weliswaar meestal ingetogen melodieën die een handvol liedjes op dit album van extra emotie voorzien, had Anthony Joseph het zichzelf moeilijk gemaakt. Maar het totaalplaatje klopt nu helemaal. Poëzie en muziek vullen elkaar netjes aan, zonder dat een van de twee voortdurend overheerst. Met het beatloze, afsluitende ‘Botanique’ waarin experimenteel pianospel en wauwelende sfeertonen de toegefluisterde teksten van Joseph opsieren, blijft deze plaat ontzettend lang in de lucht hangen.
De al enige tijd in Londen vertoevende Afrikaan heeft met zijn vijfde plaat een krachtig muzikaal statement gemaakt. Voorzichtige opflakkeringen van liefde en vreugde worden overschaduwd door thema’s als verslaving en politieke onderdrukking. Stuk per stuk gaat het hier om krachtige muzikale werkjes waarin lyriek en instrumentale aankleding zorgen voor een sterk geheel dat rijke visuele verbeelding oproept.