Sommige muzikanten worden al voor hun eerste muzikale ei de hemel in geprezen. Zo gebeurde het ook met de tot voor kort nobele onbekende Anna Calvi. Volgens de BBC is zei echter één van de stemmen van 2011, eerder vroeg Nick Cave haar mee als voorprogramma voor Grinderman doorheen Europa en volgens Brian Eno is ze the biggest thing sinds Patti Smith. Dit zijn maar enkele adelbrieven waarmee ze uitpakken kan.
Anna Calvi, een Britse die via haar vader over Italiaanse wortels beschikt, werkte drie jaar lang in de stilte van de ouderlijke kelder aan haar gelijknamig debuut. Zo trachtte ze alle aspecten van de verschillende nummers zorgvuldig uit te lijnen en tot een verantwoorde, edoch niet al te evenwichtige balans te komen. Als speerpunt van haar muziek koos ze onvermijdelijk voor haar impressionante stem. Het gekozen genre is minder consequent te verwoorden: nu eens is het rauwe en diepdonkere rock, dan haast theatrale klassieke filmmuziek, tot zelfs klein opgevatte sfeerliedjes, al dan niet met een laagje country, maar steeds tijdloos. Voor de opnames van wat ze verzamelde trok ze vervolgens naar Rob Ellis, de man die een begrip werd door zijn werk met PJ Harvey.
Openingsnummer ‘Rider To The Sea’ geeft slechts gedeeltelijk de impressie weer die verwacht kan worden voor het vervolg van dit naamloze debuut: Anna Calvi zal de luisteraar namelijk niet zozeer imponeren met onheilspellende, diepdonkere beeldende gitaarmuziek die af en toe overgaat in gruizige soundscapes (toch zet ze stevig in de verf dat ze het instrument meer dan meester is). Wel laat ze verder op het album verstaan dat ze gezegend is met een klok van een stem. Vooral tijdens de krachtige nummers, zoals het wegblazende ‘Desire’ en het aangenaam poppende ‘Blackout’, komt deze formidabel uit de verf, net als in de meer theatrale passages van dit debuut (o.a. ‘The Devil’). Aansluitend bij dit laatste heeft ‘Susanna & I’ de allure van een klassieker: de bombastische trom en onheilspellende bassen lijken lang het nummer te omvatten, maar kondigen tevens een uitbarsting aan, die er uiteindelijk komt in een grandioze theatrale finale.
Tussen de hoge noten door toont Anna Calvi in muzikale miniatuurtjes dat ze evenzeer over een aaibare kant beschikt. Een uitstekend voorbeeld vormt het bij wijlen zeer sober gearrangeerde ‘Love Won’t Be Leaving’, alsook het slenterende ‘First We Kiss’. Verder horen het nooit loskomende ‘Morning Light’ en het gedeeltelijk op PJ Harvey geïnspireerde, maar minder intrigerende ‘I’ll Be Your Man’ ook thuis in dit rijtje. Van hieruit is het, tot slot, een kleine stap naar filmisch passages en de naargeestige sfeer van het eerder vermelde ‘Love Won’t Be Leaving’ (David Lynch kijkt om de hoek) en het gelijkaardige ‘No More Words’.
Met de stem die Anna Calvi kan voorleggen lijkt het onwaarschijnlijk dat ze zou verworden tot een eendagsvlieg. Bovendien bewijst ze op dit debuutalbum dat ze een lied kan opbouwen en variëren zonder spanning te verliezen. Als bonus kan ze bovendien rekenen op een bovengemiddeld gitaarspel én als klap op de vuurpijl heeft ze nagenoeg de ganse muziekpers rond haar vinger gewonden. Het lijkt dus niet meer stuk te kunnen voor Anna Calvi en met een dergelijke plaat is dat niet meer dan terecht.