In 1996 ontstond de Amsterdam Klezmer Band rond saxofonist Job Chajes. Vijftien jaar later viert de groep anderhalf decennium klezmer- en zigeunermuziek met een optreden in de grote zaal van Paradiso en een eerste live-album ‘Mokum’ (Jiddisch voor Amsterdam). Op deze cd grasduint de groep in haar repertoire, van de klezmerklassieker ‘Di Zilberne Chassene’ – die reeds te horen was op de eerste AKB-cd – tot het Balkangetinte ‘Marusja’ en ‘Oscar’s Cocek’ van de recentste studioplaat ‘Katla’.
Liefhebbers van het genre die opgehitst geraken van de virtuositeit van David Krakauer, de tomeloze energie van Frank London of de pletwalssound van de Fanfare Ciocărlia blijven bij de Nederlanders doorgaans wat op hun honger zitten. Dat zal bij ‘Mokum’ niet anders zijn, want ook nu weer blinkt de groep vooral uit in souplesse en elegantie: de energie wordt gedisciplineerd gekanaliseerd. Accordeon en contrabas leggen de basis waarop saxofoon, klarinet, trompet en trombone voor de melodieën zorgen.
De composities, hoewel niet speciaal uitgewerkt, primeren duidelijk op de individuele ambities. Solistische passages zijn eerder uitzonderlijk, maar de improvisatoren van dienst vallen nooit door de mand. De hese zangstem van percussionist Alec Kopyt past perfect in het Balkanplaatje en werkt beter dan de Nederlandstalige, rapachtige bijdrages van Chajes waarvan de teksten soms wat flauw zijn. De energie waarop die kunnen meesurfen maakt echter veel goed.
In de eigen composities wordt duidelijk hoe doordrongen de groepsleden zijn van hun favoriete muziekcultuur. Het onderscheid met de traditionals is haast niet hoorbaar. Daarenboven kunnen de muzikanten met de verschillende aspecten van de Oost-Europese blaasmuziek uit de voeten. ‘Di Naie Chuppe’ is een statige bruiloftsdans, ‘Der Fryske Bulgar’ drijft op een snelle hoemparitmiek, ‘Noushka’ huppelt vrolijk rond en in het traag schrijdende ‘Blue Hora’ schemert een zachte weemoed door.
Hoe sterk de bandleden op elkaar ingespeeld zijn, is te horen wanneer ze het tempo opvoeren en in wisselende combinaties de melodieën unisono of geharmoniseerd spelen. Het gemak waarmee ze dat presteren in de ‘Magnificent Seven Medley’ of nog meer in de kronkelende melodie (met strakke ritmische stoten van de hele band) in ‘Oscar’s Cocek’ zegt veel over de muzikale kwaliteiten.
Die hard fans van klezmer en omstreken gaan waarschijnlijk niet wakker liggen van ‘Mokum’, maar wat de band doet, doet ze goed en als sfeerbrenger kunnen ze na anderhalf decennium nog steeds tellen. En dat met deftige muziek.