Vanaf 2007 wordt het Iers een van de drieëntwintig officiële talen van de Europese Unie. Binnen de Europese instellingen gebruikt Ierland sinds haar toetreding in 1973 uitsluitend het Engels als werktaal, voornamelijk om praktische redenen: de vertaling van technocratische wetten en besluiten naar het Iers is wegens de grammaticale complexiteit van de taal immers een tijdrovende klus. De laatste jaren stelt de Ierse overheid echter vast dat de kennis van het Iers er voortdurend op achteruitgaat, ondanks verplichte lessen in het basis- en middelbaar onderwijs. De recentste schatting wijst uit dat de Keltische taal nog slechts door een kleine honderdduizend Ieren dagelijks wordt gebruikt, en verder blijkt ook dat steeds meer jongeren afkerig staan tegenover het Iers: ze ervaren het opgelegde taalonderricht als een nutteloze belasting. Min of meer hetzelfde probleem als in België dus, waar Vlaamse leerlingen nauwelijks interesse betonen voor het Frans, en hetzelfde geldt voor Franstalige leerlingen als het gaat over lessen Nederlands. Maar terwijl Belgen van de ene kant van de taalgrens de landgenoten aan de andere kant steeds slechter verstaan – en niemand daar van wakker lijkt te liggen – blijven de Ierse beleidsmakers niét bij de pakken zitten. Ierland weigert om volledig te "capituleren" voor het Engels, en beschouwt de Ierse taal als een hoofdonderdeel van haar nationale identiteit. In een poging het tij te keren, werd daarom onlangs een regelgeving ingevoerd die het gebruik verbiedt van Engelstalige plaatsnamen in de Gaeltacht-regio's – dat zijn de gebieden aan de westkust waar nog dagelijks Iers wordt gesproken. Ook de toevoeging van het Iers aan het lijstje van EU-talen kan als een "conservatiemaatregel" worden gezien, maar het is uiteraard betwijfelbaar of zulke initiatieven werkelijk tot de verhoopte taalrevival zullen leiden. Bovendien kan men zich afvragen of de "identiteit" van de Ieren werkelijk teloorgaat door het gebruik van het Engels, en of het napraten van een schools Iers wel de juiste remedie is voor die vermeende teloorgang.
Een ander gewichtig onderdeel van Ierlands culturele erfgoed is de traditionele folkmuziek. In tegenstelling tot de taal, is de Ierse folk springlevend – zowel op als buiten het groene eiland. Misschien kan dat als een argument dienen om de twee bovenstaande vragen negatief te beantwoorden: nationale identiteiten vallen of staan niet met een welbepaalde taal, en blijven doorgaans bewaard in een breder cultuurpatroon, waarin muziek (samen met andere kunstvormen) een belangrijke rol vervult. Anders geformuleerd: een muzikant die geen Iers begrijpt, is daarom niet noodzakelijk een minderwaardige uitdrager van de Ierse folk. Het is wél zo dat de meest gewaardeerde Ierse folkgroepen (The Chieftains, Altan,...) doorgaans één of meerdere native Irish speakers in de rangen hebben, hetgeen zeker een meerwaarde toevoegt aan hun muziek. Door het rechtstreekse contact met de mondelinge overlevering van oude Ierstalige folksongs, brengen deze groepen immers regelmatig materiaal aan de oppervlakte dat, samen met de Ierse taal, op het punt staat om in de vergetelheid te belanden. Altan is sinds haar oprichting in 1985 door het koppel Frankie Kennedy en Mairéad Ní Mhaonaigh (allebei vioolspelers) uitgegroeid tot een vaste waarde binnen de Ierse folkscene, en is met de nieuwe cd 'Local Ground' toe aan een tiende studioalbum. Dat de groep het al twintig jaar uithoudt, is niet vanzelfsprekend: na het vroegtijdige overlijden van Frankie Kennedy in 1994, besloot Mairéad om – ter nagedachtenis aan haar man – het werk met goede moed voort te zetten. Mairéad is afkomstig uit de Gaeltacht van Donegal (het uiterste noordwesten van Ierland), ze is opgevoed in het Iers, en met haar hoge, fluweelzachte stem is ze één van de beste vocalistes van Ierstalige muziek. Maar Altan is méér dan traditionele Ierse songs alleen: elk album van de band biedt telkens ook enkele Engelstalige tracks, samen met de onontbeerlijke jigs en reels (instrumentale dansnummers).
'Local Ground' is geen uitzondering op dit vaste stramien, en staat garant voor driekwart uur feilloos gespeelde, maar ook enigszins voorspelbare folkmuziek. De grootste kracht van de groep schuilt in het virtuoze vioolspel van Mairéad en Ciaran Tourish, dat op de meeste nummers een dominante rol vervult. Zo zijn de reels 'The Humours of Castlefin', 'Tommy Peoples' en 'Tilly Finn's' stuk voor stuk vingervlugge vioolduetten in medleyvorm, waarbij alle andere instrumenten (gitaar, bouzouki, bodhran-percussie, whistle en accordeon) uitsluitend een begeleidende functie hebben. Ook op de jigs 'Is the Big Man Within?' en 'The Silver Slipper' is de viool het meest prominente instrument, hoewel op beide tracks niemand minder dan Carlos Núñes meespeelt. Het is hoogst merkwaardig dat Núñes – een autoriteit wat betreft de gaita, een traditionele doedelzak uit Galicië – slechts enkele minuutjes krijgt toebedeeld, en dan nog wel uitsluitend als accompagnateur. Een gemiste kans van zowel Núñes als Altan om écht te schitteren. De eer van de meest verrassende bijdrage op 'Local Ground' komt dan ook niet toe aan Núñes, maar aan gitarist Dáithí Sproule, wiens instrumentale compositie 'The Roseville' dankzij de onweerstaanbare en opgewekte melodie het hoogtepunt van de cd vormt.
De door Mairéad gezongen songs kunnen worden opgedeeld in twee soorten: de melancholische tracks 'As I Roved Out' en 'Amhrán Pheadair Bhreathnaigh' – waarin de mineurklanken overheersen –, en de meer blijmoedige composities 'Adieu My Lovely Nancy', 'The Wind and Rain' en 'Dún Do Shúil'. Mairéads stem komt zonder twijfel het beste tot haar recht als er wat tristesse in de melodielijn en lyrics zit: zonder somberheid vervallen de zachte zangpartijen iets te snel in een zeemzoeterige weekheid. Hierdoor kunnen het te melige 'Adieu...' en het opzettelijk slaapverwekkende wiegeliedje 'Dún Do Shúil' (vertaald: "sluit je ogen") niet echt bekoren. En de overbekende traditional 'The Wind and Rain' (meestal 'The Two Sisters' genoemd) mist dan weer een creatieve invalshoek die een beluistering van vier minuten echt rechtvaardigt.
Als eindconclusie kan worden gesteld dat Altan met 'Local Ground' – zoals steeds – vakwerk heeft afgeleverd, maar dan wel vakwerk dat nu en dan ietwat routineus in plaats van geïnspireerd klinkt. Regelmatig enkele onverwachte wendingen in de instrumentatie of songstructuren zou de cd zeker ten goede zijn gekomen.
Meer over Altan
Verder bij Kwadratuur
Interessante links