Puristen mogen dan wel veelal beweren dat er niets boven 's mans beginplaten uit de jaren zeventig gaat, maar het waren toch vooral de daaropvolgende decennia die Alice Cooper tot op zijn hoogtepunt brachten: met de gigantisch succesvolle klasbak 'Trash' (1989 – de 'Poison'-plaat, inderdaad), zijn meesterwerk 'Hey Stoopid' (1991) en het zwaar conceptuele 'The Last Temptation' (1994) vormde Cooper een Heilige Drietand (niet toevallig tjokvol grootse gastmuzikanten en -schrijvers) die hij ongetwijfeld nooit meer zal overtreffen. Dat neemt echter niet weg dat hij nog steeds danig blijft proberen, met of zonder succes.
Op 'Along Came a Spider' kruipt Cooper weer in de huid van een conceptueel personage, zoals hij al zo vaak heeft gedaan (de auditieve horrorshow 'Welcome to My Nightmare' blijft het bekendste voorbeeld). Het achterliggende seriemoordenaarverhaal is misschien best entertainend, maar de muziek lijkt toch regelmatig aan zichzelf te twijfelen. Zo is 'I'm Hungry' een regelrecht vullertje (mét een idiote fade-out), bevat het lauwe 'The One that Got Away' een allesbehalve effectieve knipoog naar Coopers geweldige single 'Feed My Frankenstein' uit 1992 en valt de ballad 'Salvation', ondanks enkele leuke mellotronnetjes, nauwelijks onderhoudend tot simpelweg saai te noemen.
Een nummer als '(In Touch with) Your Feminine Side', hoewel allesbehalve slécht, voelt bovenal aan als ouderwets comfortabel en comfortabel ouderwets tegelijkertijd, en tijdens 'Wrapped in Silk' (een te langgerekte song met een refrein dat onvoldoende draagt) lijkt het wel alsof de zinsnede 'dark and menacing' uit de bijhorende promotekst eigenlijk eerder een pejoratief is voor 'vrolijk en oppeppend'. Onder het motto dat een instituut als Cooper wel wat kritiek moet kunnen verdragen: ook het afsluitende titelnummer (ondanks een leuke, doch typische outro) mist compleet zijn doel door de te makke performance, en hoewel de door Ozzy meegeschreven single 'Wake the Dead' ook een harmonicasolo van The Prince of Darkness bevat, doet de volstrekt mislukte outro het nummer net iets te riskant veel oneer aan.
Wat daarentegen een enorm pluspunt verdient op dit album is de technische en fijntjes uitgedachte productie van Danny Saber (Rolling Stones, Ozzy, Bowie, Madonna). Zo klinkt opener 'I Know Where You Live' lekker modern, hoewel de muziek zo vintage is als maar kan. Verder zijn er drie songs die meer dan enkel lekker in het gehoor liggen: 'Catch Me if You Can' heeft zo'n opzwepend refrein dat al de rest er nauwelijks meer toe doet, tijdens de refreinen van de relatief halfbakken nineties-ballad 'Killed by Love' klinkt Cooper – raar maar waar (?) – zelfs bijna als John Lennon (als dàt geen compliment is), en hoewel Kiss-drummer Eric Singer de vette meebruller 'Vengeance is Mine' van erg lekker drumwerk voorziet, is het toch het altijd even onweerstaanbare gitaarwerk van grootmeester Slash dat dit nummer boven al de rest doet uitsteken.
Buiten de volstrekt irritante digitale handklapjes – die te pas en vooral te onpas overal en nergens opduiken – is de productie van 'Along Came a Spider' op zich al leuk om naar te luisteren: er gebeurt zodanig veel dat de aandacht van de luisteraar er continu wordt bijgehouden. Ook zitten in elk nummer wel de nodige catchy hooks die aantonen dat Cooper het klappen van de zweep door en door kent, maar het blijft toch vooral 's mans unieke stem die zijn laidback hardrock die enorme meerwaarde geeft. Dit vijfentwintigste studioalbum toont aan dat Alice er blijkbaar best nog zin in heeft, maar naar ongekende hoogtes zal het hem alvast nooit meer leiden. Hoe dan ook, na een carrière van ruim veertig jaar is dat zeker geen beschamende consensus.
Meer over Alice Cooper
Verder bij Kwadratuur
Interessante links