Veel hebben Thelonious Monk en Alexander von Schlippenbach ogenschijnlijk niet met elkaar gemeen: de een in zijn flat in New York gezeten aan een Steinway baby-grand die de helft van zijn woonkamer en nog een stuk van de keuken in beslag neemt, de ander tokkelend op een Concert grand van hetzelfde merk in een kleine maar akoestisch perfect uitgeruste studio in Berlijn. Toch is de generatiekloof die beide musici van elkaar scheidt, enigszins misleidend. Hoewel Monk zich een radicaal eigenzinnig idee vormde over de bebop en met de regels van het spel een zeer authentiek verhaal vertelde, terwijl von Schlippenbach graag alle restricties overboord gooit in wat veelal bloedstollende free jazz is, zijn er genoeg parallellen te verzinnen tussen beide figuren. Swingend op een tegendraadse manier en verslaafd aan het verdwalen op improvisatoire kronkelwegen waar menig pianist qua vindingrijkheid en techniek van staat te kijken, om nog maar te zwijgen van het gevoel voor humor waarmee de twee kleppers een traditie hebben platgewalst: beide karakters kunnen toch niet zo geweldig veel van elkaar verschild hebben?

Dat von Schlippenbach van Monk houdt, bleek al eerder uit een driedelige opname voor Intakt met alle composities die de in 1982 overleden Afro-Amerikaan naliet. Op zich is het niet verbazingwekkend dat iemand als von Schlippenbach verzot is op de bochtige parcours van Monks thema’s en zijn dito improviseerstijl. Dat diens muziek niet als genadeloos complex in het oor ligt, dankt ze dikwijls aan een stomende linkerhand, die met enkele goed geplaatste, wrange akkoordnoten voortdurend nieuwe spanningen creëert. Het uitstellen van een esthetische, harmonieuze “oplossing” is een baldadigheid die ook von Schlippenbach graag toepast, alsook de rechterhand als een machinegeweer over de toetsen laten razen. Schijnbaar eindeloze improviseersessies leiden in zijn gezelschap vaak doorheen een heuvellandschap, waarbij elke waas van ontspanning plots ruw kan optrekken wanneer een opwindend idee zich voor de vuist weg aandient. Datzelfde kenmerk komt terug in zijn laatste solo-album met Monk-thema’s: niet met de meezingbare melodieën gaat de pianist als arrangeur aan het werk, maar wel met de mogelijkheden die ze vandaag aan een solist bieden. Precies door het originele materiaal zoveel mogelijk intact te houden, ontstaat een echte dialoog tussen heden en verleden. Die wordt versterkt door het harde toucher en de hyperkinetiek waarin von Schlippenbach af en toe vervalt, als onmiskenbare referte naar Monk zelf.

‘Schlippenbach plays Monk’ is zeker geen album waarin alleen verre echo’s van Monk doorklinken. Ook de acht vrij geïmproviseerde interludia die von Schlippenbach tussen de originele standards plaatste, naast de pro- en epiloog, zijn gedrenkt in een saus die het icoon zelf had kunnen bereiden. Een groot respect voor een inmiddels verdwenen muzikale taal werkt bij von Schlippenbach echter niet verlammend: als een wervelwind speelt hij bepaalde composities ondersteboven, om in andere over de ratelende linkerhand net buiten de cadans lange lijnen aan elkaar te murmelen. Met alle clichés op de loer laat von Schlippenbach zich in geen enkel van de twintig episodes vermurwen om er een te spelen – dit is absoluut geen soezerige solo pianomuziek, wat niet betekent dat de plaat geen hartverwarmende capaciteiten heeft. Wel is het enigszins betreurenswaardig dat von Schlippenbach de wrange tristesse van Monk niet opzoekt. Het ontbreken van de melancholische identiteit die onder meer de magnifieke ballade ‘’Round Midnight’ schreef, geeft de luisteraar het gevoel dat dit album toch een deel van het Monk-spectrum onderbelicht laat. Zonder die schalkse mistroostigheid nog altijd een uitstekende plaat, zij het geen meesterwerk.

Meer over Alexander von Schlippenbach


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.