Nikolay Golovanov was een van Ruslands grote dirigenten uit de oorlogjaren, en het Russische label Boheme Music geeft hem met deze cd – eentje uit een hele reeks met orkestwerken van Alexander Scriabin - een eerbetoon. Op deze opname, uit 1948, dirigeert Golovanov Scriabins hoog-romantische eerste symfonie, een magistraal Wagneriaans werk voor groot orkest, koor en solisten.
Scriabins stijl is bijzonder dramatisch geladen, met pathetische uithalen die aan Mahlers vroege of Tchaikovskis late stijl doen denken. Deze zesdelige symfonie volgt het inmiddels beproefde patroon van duister naar licht, waarbij een donkere inleiding, over een innerlijk verscheurd Allegro, een bewogen traag deel of een lichter intermezzo, de luisteraar naar de finale leidt. Die is geschreven op tekst van Scriabin zelf, een hymne die, in typische fin-de-siècle stijl de kunst, en muziek als hoogste aller kunsten, bewierookt.
Vraag is natuurlijk: hoe heeft zo een opname van bijna zestig jaar oud, zijn digitale remastering overleefd? Over de interpretatie van de symfonie, om te beginnen, niets dan lof: ook al is dit een oude opname, en heeft dit door en door Russische orkest last van een nogal verouderd klankidioom, het enthousiasme waarmee Golovanov zijn muzikanten leidt maakt bijna alles goed. De snelle delen, de nummers twee en vijf zijn dat, klinken even stormachtig alsof Simon Rattle zelf Mahlers meest bewogen muziek dirigeerde. De trage delen klinken sereen en rustig, maar worden interessant gehouden, mede dankzij de goede houtblazers en de bijzonder accurate, zuivere strijkers. De vioolsectie van dit orkest is duidelijk een klasse apart: hun intieme inleiding van de eerste en laatste delen is een prestatie waartoe lang niet elk modern orkest in staat zou zijn. De uiterst scherpe klank van de klarinetten (in luide gedeeltes) en vooral van de kopersectie, doet echter weinig goeds. Deze geforceerd klinkende, snijdende klank mag dan wel iets authentieks en Russisch hebben, maar maakt zoveel luide passages kapot, dat sommige delen werkelijk nauwelijks beluisterbaar zijn. Ook de zangers, zowel het koor als de solisten laten hier en daar enkele steken vallen. Zo komt mezzo Lyudmila Legostayeva hopeloos verouderd over, met haar scherpe, weinig expressieve stem en wijde vibrato. Tenor Anatoly Orfenov presteert beter, warmer en emotioneler vooral, maar ook zijn prestatie valt niet echt schitterend te noemen. Het koor klinkt dan weer wat rommelig, met inzetten die zelden echt samen zijn en een klank die niet homogeen genoeg is.
De overzetting van grammofoonplaat naar cd gebeurde zo goed als dat mogelijk was, al is natuurlijk steeds meteen duidelijk dat dit een oude opname is. Stille gedeeltes komen over het algemeen veel beter over dan luide, en het laatste deel, waar het koor binnenkomt, valt tegen, maar over het algemeen kunnen we voorzichtig positief zijn over deze cd: Golovanovs interpretatie compenseert de oude klank van de opname voor een groot stuk.
Meer over Alexander Scriabin
Verder bij Kwadratuur