Tomaso Albinoni (1671-1751) was samen met de nog bekendere Antonio Vivaldi een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het muzikale leven in de Venetiaanse republiek. Verscheidene reeksen concerti voor soloviool, strijkers en continuo werden gepubliceerd tijdens zijn leven, waarvan dit opus 10 de laatste reeks was. Het Collegium Musicum 90 maakte een selectie van acht van de twaalf concerti onder leiding van solist Simon Standage.
Omdat Albinoni niet rijk genoeg was om zelf de uitgave van zijn concerti te financieren, zocht hij steun bij de adel en clerus, zoals dat in de achttiende eeuw de gewoonte was. Dit opus 10 is dus opgedragen aan Don Luca Fernando Patiño, de markies van Castelar in Argentinië, die naar Italië was gekomen tijdens de oorlog van de Poolse successie. En hier en daar vindt men inderdaad enkele Spaanse echo’s terug in de concerti, in imitaties van gitaararpeggio’s of typisch Iberische melodielijnen. Albinoni’s belangrijkste stijlinvloed blijft hier echter die van het elegante, ontspannen Napolitaanse rocococoncerto zoals dat door componisten als Nicola Porpora (1686-1768) naar Venetië gebracht werd.
Het cd-boekje beschrijft deze concerti dus als ‘rocococapitolen op barokke zuilen’: Albinoni’s stijl bezit alle gratie en versiering van de halverwege de achttiende eeuw heersende rococostijl maar zijn akkoordgebruik is in de beste barokke traditie complex genoeg en niet louter een rekje waaraan virtuositeit kan opgehangen worden.
Dat dit mooie concerti zijn, zal niemand betwijfelen. Maar barokke concerti kunnen al snel verzanden in pure gelegenheidsmuziek, die zich aangenaam laten beluisteren maar niet echt in het geheugen blijft hangen en dat is een valstrik die ook deze uitvoering niet volledig kan ontwijken. Het zou hebben geholpen als er een venijniger kantje aan de uitvoering had gezeten. Waar de Akademie für Alte Musik Berlin, om nu maar een vergelijking te maken, in haar barokmuziek strak en vinnig fraseert en uitpakt met opvallend virtuoze uitvoeringen, komt het Collegium Musicum 90 wat braafjes over. Tempi liggen tamelijk vlot zonder echt razendsnel te worden en virtuositeit wordt niet uitgespeeld zoals dat bijvoorbeeld bij Vivaldi routinematig het geval is. Het resultaat zijn concerti die rustig voorbij kabbelen maar onderling niet echt grondig van karakter verschillen.
Concerti in mineur zouden met al het drama van een Italiaanse opera kunnen weerklinken maar behouden net een gezapige toon, alsof het karakter en de toonaard van een concerto twee zaken zijn die los van elkaar staan. Waar delen met energie ingezet worden, schiet dat toch weer net ietsje te kort om een luisteraar echt wakker te schudden. Een enkel moment van durf, opvallend sterk gestreken accenten in het elfde concerto in c mineur bijvoorbeeld zijn dus net zo welkom als zeldzaam.
Dat alles wil natuurlijk niet zeggen dat deze uitvoering op zichzelf slecht is: het ensemble Collegium Musicum 90 is een van een grote namen uit de barokwereld zorgt voor goed geoliede uitvoeringen door muzikanten die geen enkele moeite hebben met het verzorgd voorbrengen van Albinoni’s muziek. Maar zoals vaak bij barokmuziek ligt de kracht net in het enthousiasme waarmee hij uitgevoerd wordt. Lethargisch is deze uitvoering ook weer niet maar wie hoort hoe andere ensembles de concerti (of opera’s) van Händel en Telemann, Vivaldi, Zelenka of Fasch uitvoeren kan maar concluderen dat Albinoni’s muziek minder tot zulk vurig muziekmaken uitnodigt.
Meer over T. Albinoni
Verder bij Kwadratuur
Interessante links