Op basis van '5' is het mogelijk om te zeggen dat Alain Caron een meer dan begenadigd bassist is. De man houdt er op zijn fretloze bas een magistrale, minutieuze timing op na en ontwikkelt een warme, ronde klank. Zelfs als Caron aan het slappen slaat, blijft zijn solide sound erg gecomprimeerd met weinig scherpe kantjes. Carons slaptechniek wisselt voortreffelijk tussen groove en onmogelijk snelle versieringen. Zijn baslijnen zijn, ondanks het volle geluid, allemaal geënt op de funktraditie en staan allemaal in het teken van de groove. Techniek alleen, zo blijkt nog maar eens, staat niet garant voor een goede plaat! Carons componeerstijl is tegenover zijn begaafdheid als muzikant eerder aan de slappe kant en neigt soms naar muzak. De melodielijnen van bvb. de blazers worden te weinig uitgediept. Zijn funky jazzfusion verzuipt op te veel momenten in wolkige synths.
Het langste nummer van de plaat is daar getuige van. 'Double Agent' (verwijzend naar de twee drummers die samenspelen) is een sloom funknummer. De ijle, wazige sfeer van de synths wringt de kracht van de basgroove en de drums de nek om. Het drumritme krijgt met momenten een drum 'n' bass allure, maar wordt in de eindmix te ver naar achter gemixt. Ondanks een enkele ritmische versiering en een mooie break, zaagt het saxofoonthema te hard om lang aan te kunnen horen. Eindeloze herhaling is jammer genoeg een kenmerk van Carons componeerstijl. Saxsolist Bob Franceschini houdt de zaak overeind met een gevarieerde solo die nu eens snel door de regionen schiet om dan weer dramatisch kreunend op één bevende, hoge noot te blijven hangen. Hij nestelt zich voortdurend in de warme basgroove en laat zijn solo vanuit Carons ritme telkens weer lanceren. 'Signal' is een voorbeeld van de afgewerkte eindmix. Het nummer volgt zonder pauze op 'Double Agent' met behulp van synthgolven die plots opgeschrikt worden door een heerlijk slappende Garon. Het nummer is echter te braaf gebalanceerd en de lodderige synth-akkoorden maken het nummer tot platte badkamerfunk. Een enkele keyboardsolo en een heldere trompetsolo proberen de boel op te fleuren, maar het nummer mist een spanningsboog. De opeenvolging van blazermelodieën, de break met ambient-effecten, het klinkt allemaal eender. Met 'Ink Illusion' vestigt Caron de aandacht op zijn kwaliteiten als solobassist. Deze gaan echter roemloos ten onder in een gevecht tegen de klanken van de slechte smaak die zelfs Carons basklank heeft aangevreten. Sopraansaxofonist François d'Amours geeft een mooie, contemplatieve solo die echter niet ten volle door klankenmist van de overige instrumenten kan dringen. Ook hier spelen de spacey synths de rol van muzikaal behangpapier (dat van de muren komt, omdat het slecht is aangebracht).
Alain Caron levert met '5' een plaat af die op geen enkel vlak echt uitblinkt. Het is echter een echte aanrader voor mensen die een supermarktketen uitbaten.
Meer over Alain Caron
Verder bij Kwadratuur
Interessante links