Pianist Abdullah Ibrahim is niet de man van het grote gebaar. Bij hem moet het niet zo nodig snel en hard gaan: zangerige melodieën, warme harmonieën en soepele klankkleuren zijn zijn natuurlijk biotoop, zowel als solist als in een ensemble als Ekaya. Aan zijn levensloop zal het niet gelegen hebben. Gevlucht voor het apartheidsregime in zijn vaderland Zuid-Afrika en in Zwitserland ontdekt door zijn grote voorbeeld Duke Ellington is het verhaal van Ibrahim (voor zijn bekering tot de islam: Dollar Brand) niet bepaald een onbesproken of vrij van dramatiek.
‘Sotho Blue’ is de eerste cd van Ekaya sinds ‘African River’ uit 1989. Van de bezetting van dat album blijft op ‘Sotho Blue’ niemand meer over buiten Ibrahim zelf. Zijn geest waart dan ook door het hele album. Niet dat hij opmerkelijk veel aan het woord is. ‘Abide’ neemt hij alleen voor zijn rekening en in enkele andere nummers speelt hij een centrale rol, maar even goed knijpt hij er even tussen uit om zijn muzikanten alleen te laten.
Ook die muzikanten (vijf blazers, bas en drums) voelen niet de neiging zich te profileren. Het zijn daarentegen de catchy stukken en stukjes van Ibrahim die centraal staan: nooit vettig of vuil, maar steevast lyrisch, zij het wel vaak op een andere manier. Opener ‘Calypso Minor’ klinkt met de vamp figuur in de blazers erg poppy, net als afsluiter ‘Joan Capetown Flower’: een ballade waar Billy Joel weg mee zou weten. Hier klinkt de groep soms wat te mak, maar gelukkig kan lead Cleave Guyton op altsax lekker lang en breed spelen.
Op haar best klinkt Ekaya wanneer de blazers echt in het arrangement betrokken worden. De wolkachtige akkoorden en ritselend drumwerk in ‘Sotho Blue’, het meer geritmeerd samenspel in ‘Nisa’ (met opvallend beweeglijke soli van Jason Marshall op baritonsax en Guyton op alt) en vooral de gospel ‘The Wedding’ (een track waar alleen de blazers aan het woord zijn in een lichtjes nostalgische processie) laten de melodische en harmonische charme van Ibrahims muziek goed uitkomen. In ‘The Mountain’ duikt even een exotisch sfeertje op door de geharmoniseerde melodie, maar het is in Bud Powells ‘Glass Enclosure’ dat Ibrahim en zijn muzikanten het verst gaan. Net als in Powells versie kiest Ibrahim voor een start-stop verloop met heel wat tempowisselingen. Ibrahim gaat het melodische materiaal van Powell echter verder uitrafelen en verwerken en gooit hier en daar een snerpende dissonant in het arrangement. Zo wordt zijn ‘Glass Enclosure’ meteen de meest arty track van de cd.
Adembenemend is ‘Sotho Blue’ niet te noemen. Daarvoor is het solowerk te traditioneel. De muziek wegzetten als louter behang is echter enkele bruggen te ver. Daarvoor zit de muzikale warmte van Ibrahim in de weg. Het zal dan ook een dubbeltje op z’n kant worden: voor de ene wat te flauw, voor de andere ontwapenend oprecht. Ibrahim blijft echter duidelijk een figuur die niet los van de muziek van zijn vaderland gezien en gehoord kan worden.