Abaji is een multi-instrumentalist die in Libanon geboren is, maar in zijn aderen ook Grieks, Armeens en Syrisch bloed heeft stromen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat zijn werk een smeltkroes van de meest diverse muzikale tradities is. Op 'Nomad Spirit' probeert hij in vijftien nummers de geest van de nomade te verklanken, met behulp van zijn zelfgebouwde sitar-gitaar, een bamboe-saxofoon, een klarinet en hier en daar wat zang. Hij overtuigt echter vooral op snaarinstrumenten en als zanger, maar minder als blazer.
Alsof zijn eigen cultureel erfgoed te arm zou zijn, liet hij zich bovendien nog bijstaan door drie gastmuzikanten van erg verschillende komaf. Djivan Gasparyan is een Armeense virtuoos op de duduk, een rietblazer met een erg typisch, laag geluid. Ramesh Shotham is een Indiaas percussionist. Majid Bekkas, tenslotte, is van Marokkaanse afkomst en speelt onder andere oud, de Arabische voorloper van onze middeleeuwse luit.

In het openingsnummer 'Al Kafila Al Akhira' ('De Laatste Karavaan') zweeft een hypnotische duduk-lijn boven een erg stabiele, repetitieve cadans van gitaar en percussie. De melodie van het blaasinstrument bevat geen thema en ook weinig ritmische structuur, maar verzandt niet in het ijle dankzij de dreunende, ritmische begeleiding. Het dromerige, ontspannende resultaat, mag best gehoord worden.
Jammer genoeg wordt dit procédé te vaak herhaald. De duduk van Gasparyan komt weliswaar maar in twee tracks voor, maar anderen kunnen ook zijn rol invullen. In 'Iskandar el Kabir' ('Alexander de Grote') doet de aangestreken gitaar dat, in 'Min al Jabal' ('Van de Berg') is het de bamboesaxofoon en in 'Badawi' ('Bedoeïn') valt de bamboefluit in. Al deze nummers -en andere- evoqueren eenzelfde dromerige, ontspannen sfeer, maar missen daarbij de nodige harmonische variatie of melodische uitdieping om te blijven boeien bij aandachtige beluistering.
Gelukkig staan er ook verschillende bijzondere pareltjes op Nomad Spirit. 'Tshigané' ('Zigeuner') is een duet tussen Abaji op oud en percussionist Ramesh. Een ronduit beukend refrein dat meer gelijkenis vertoont met een oud bluesnummer dan klassiek Arabische muziek, wordt afgewisseld met subtiele, plagerige tussenspelen. Het resultaat is een opzwepend, energiek nummer waarbij het moeilijk stilzitten is. 'Kamar wa Assal' ('Maan en Honing') volgt een harmonisch schema dat een Westerse popballade niet zou misstaan, op zich al een mooie afwisseling op dit album, maar Abaji's virtuositeit op de sitar-gitaar en het timbre van zijn diepe zangstem geven het zijdezachte lied nog meerwaarde. In het titelnummer 'Nomad Spirit' betoont Abaji zich een meester van nuance. Hij speelt alleen, op gitaar, maar haalt er met behulp van een boog de meest beklijvende klankkleuren uit. Ook hier is er geen erg duidelijke structuur, maar wel een nummer dat van begin tot het einde de aandacht opeist.

'Nomad Spirit' is al bij al een plaat geworden met erg interessante momenten, maar ook met minder boeiende tussenposen.

Meer over Abaji


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.