In 2003 oreerde het magazine Rolling Stone dat er sinds Frank Zappa weinig artiesten geweest zijn die zo goed jazz en rock wisten te mengen als Underkarl. Dit Duitse kwintet onder leiding van bassist Sebastian Gramss was tegen het moment van deze uitspraak al lang geen onbekende meer voor trouwe bezoekers van jazzfestivals. Zo stond de band in 1995 in Moskou en op de festivals van Leipzig en Malta. Later volgden die van Praag ('96), Berlijn (97'), Munchen en Kopenhagen ('98). In Nederland was de groep onder andere te horen op het Bimhuisfestival van 2000 en het North Sea Jazz Festival van 2002 en in datzelfde jaar stond de groep in het Brugse concertgebouw in het kader van Jazz Brugge.
Dat Underkarl met een open blik naar de muziekwereld kijkt, blijkt uit verschillende albums. Het debuut ‘20th Century Jazz Cover’ (nog opgenomen als trio, met naast Gramss ook gitarist Frank Wingold en trombonist Nils Wogram), wemelt van de jazzstandards, op 'Freemix' (2004) zijn er remixen van hun nummers te horen en 'Goldberg' (2007) is losjes gebaseerd op Bachs 'Goldbergvariaties'. Momenteel de groep te horen met het programma ‘Melting Pot’ waarin het op zoek gaat naar raakvlakken tussen verschillende muziekstijlen (klassiek, jazz, pop, improv). Niet om er hectisch
switchende collages mee te maken, maar om de invloeden te integreren in een logisch geheel. Ondertussen heeft Nils Wogram (nog wel te horen op ‘Goldberg’) de band verlaten, maar werd die wel versterkt met de komst van Rudi Mahall
‘Sdölg’ is, ondanks het in wezen onopvallende verloop, een bizar klinkende track. Niet omwille van drastische ingrepen of absurdistische bewegingen, maar door kleine details die de ervaring van de luisteraar destabiliseren.
In de eerste plaats wordt het “gewone” klankbeeld verstoord door het vermengen van live gespeelde en op voorhand opgenomen partijen, een effect dat zich van in het begin laat horen, zeker wanneer de toonhoogtes vanuit Wingolds noisetable (een platenspeler met daarop de muziek die net op dat moment door de liveband gespeeld wordt) beginnen te glijden. Andere “boosdoeners” zijn de vreemd invallende gitaar en de ongewone melodie van de blazers, alsof een bekend en rustig struinend deuntje achterstevoren gespeeld wordt.
Later gaat het nummer over in een vreemd gekrulde saxofoonsolo die begeleid wordt door de ritmesectie en de noisetable. Vervolgens neemt de noisetable de zaak helemaal over met een minuscuul schuivende baslijn, waarna het thema (met alle bizarre randjes) terugkeert.