MOPDTK is hot bij muziekcritici over heel de wereld. Waarom? Heel eenvoudig, de onwaarschijnlijk geestdriftige aanpak, de humor en referenties, de technische bagage en het gebrek aan een vervelende drang om intellectueel te doen, maken hun muziek een plezier om naar te luisteren voor zowel jazznieuweling als voor doorwinterde jazzpuzzelaars die hun klassiekers kennen. Persiflage en sabotage zijn standaardcompositietechnieken van de band. Verder wordt het geluid van MOPDTK gekenmerkt door hun rebelse aanpak van de jazzgeschiedenis, stevige hardboplijnen, een besmettelijke swing, verscheurde (meta)referenties en polyfone communicatie. De virtuositeit en vanzelfsprekendheid waarmee dit kwartet aan de slag gaat op ‘The Coimbra Concert’ is op zich al bewonderenswaardig. De vrijmoedigheid en ongedwongen attitude waarmee ze musiceren is dat des te meer. Hun cartooneske aanpak van de jazz omarmt een allesomvattende, onconventionele esthethiek die vooruit raast met de furrie van een wilde mustang.
Ook ‘Round Bottom, Square Top’, dat op ‘Forty Fort’ staat, wordt volgeladen met referenties. De heren kijken ook over de grenzen van de jazz. De humoristische ornamenten gaan van vrolijke saxlijnen uit Pink Floyds ‘Another Brick On the Wall’ over naar een uitgebreide baslijn van N.E.R.D.’s pompende r’n’b -kanjer ‘Lapdance’, wanneer het nummer samensmelt met een verkorte verse van ‘Fagundus’, een stuk dat op hun ‘This Is Our Moosic’ staat.
Het speelse karakter van het kwartet is vanaf de eerste notenreeks duidelijk. Moppa Elliott opent de track met een knullig klinkende toonladderoefening in do. Zijn wankele zoektocht naar ritme en melodie is meteen de harmonische en ritmische baken voor zijn collega´s en de ritmische standvastigheid zakt in elkaar als soufflé wanneer Evans invalt. Zijn klankkleur en frasering klinken als iemand die voor het eerst het openingslesje van trompet-voor-dummies probeert te spelen. Irabagons gaat nog een stap terug in het leerproces van elke blazer en produceert enkel piepklanken die golvend de lijn van de melodie volgen.
Als de veelzijdige Kevin Shea invalt met een stevig, doch gedempt, southern rockritme gaat Evans er vandoor met een snelle, repetitieve loop. Irabagon blijft koppig zijn toonladder verder piepen, maar imiteert Evans nu en dan. Op aangeven van Elliott, die plots wel heel traag begint te spelen, schakelt de groep na een dikke minuut over naar een vrolijke New Orleans swing met een lekker schetterend thema. Plotsklaps vallen alle ritmes wel samen en gaat de groep een dikke minuut door op de aanstekelijke groove van de Amerikaanse feeststad. Alleen Elliott blijft doorgaan op dezelfde bokkige walking bass waarmee hij het nummer opende. Wat er dan gebeurt is een strijd tussen het verlangen om verder te blijven swingen en terug te keren naar het beginpunt. Evans begint te soleren en doet dat aanvankelijk volgens de conventionele swing. Irabagon sluit zich echter aan bij de sabotage en grijpt terug naar zijn schrille riff van in het begin. Evans houdt even vast aan de swing, keert dan terug naar de onconventionele contrapunt waarin hij vervolgens met zichzelf in de clinch gaat en korte swingfragmenten introduceert. Evans fraseert uitbundig en scherp terwijl hij melodisch wat meer diepte op zoekt, begeleidt door Irbagon die op de achtergrond Pink Floyds 'Another Brick On the Wall' meetoetert (3´33").
Irbagon vliegt er steviger in dan Evans. Hij gebruikt een gekende 80s popmelodie als conventionele basis om als een dolleman door de registers te vliegen, daarbij steeds oog houdend voor de details van zijn kompanen. Zo laat zijn harde boplijnen perfect inpikken op de hoge noten van de trompet, of absorbeert hij ritmes en tempoveranderingen van Shea. De saxofonist krijgt van eigen laken een pak als Evans de solo probeert te ontwrichten door de tegendraadse toonladder weer boven te halen. Doordat Irbagon de hoge registers onderzoekt en Evans zijn kromme lijn met veel geweld recht wil blazen, zakt Irbagon hier even weg.
Evans kondigt dan even een kleine pauze aan in het sologeweld met een minuut durend intermezzo waarin de groep even een uitstapje maakt naar de bigbandtraditie om dan over te gaan naar de pure waanzin van waarin Evans en Irabagon tegen elkaar opspelen. Wanneer Shea een soort van jaren '80 beat inzet, maakt de tenorsaxofonist gebruik om met diepe waggelende noten een komisch effect neer te zetten.
De outro van het nummer bestaat uit een sterk verkorte versie van het nummer 'Fangundus'. De inleiding van Evans (10'00" )is een prachtig staaltje van zijn natuurlijke melodische kracht die hem erfgenaam van Dave Douglas maken. Moppa Elliott brengt de rest van de groep terug met een vette groove die doet denken aan het heftige r'n'b-nummer 'Lapdance' van N.E.R.D. Na een korte collectieve improvisatie sluit het nummer af met het op speed scheurende thema van 'Fagundus'.