Voor saxofonist en fluitist Manuel Hermia draait het om het improviseren, of zoals hij het zelf zegt, het uitdrukken van een “zekere vorm van vrijheid”. Geen wonder dat hij zich aangetrokken voelde door de jazz waarin spontane compositie centraal staat. Met zijn eigen trio (João Lobo, Manolo Cabras), kwartet (Eric Vermeulen, Lieven Venken, Sam Gerstmans) en kwintet (Jean-Paul Estiévenart, Jean-Louis Rassinfosse, Cédric Raymond, Bilou Doneux) vertaalde dit zich in jazz van allerlei slag: van swing en bop tot Coltrane-achtige excursies.

Hermia bezocht ook enkele malen India, niet zozeer als doordeweekse toerist, maar als muzikaal reiziger die op bansuri (Indische bamboefluit) ook verder van de jazz afdwalende wegen bewandelt. In 2005 verscheen de dubbel-cd ‘Le Murmur de l’Orient’ waarop Hermia op sax en bansuri samenspeelt met Barbara Wiernik (zang), Dhruba Gosh (sarangi), Fabrice Colet (tabla’s) en Michel Seba (udu).

Eind 2012 kwam de opvolger ‘Le Murmure de l’Orient Vol. II’ uit (opnieuw een dubbel-cd) waarop Hermia exclusief exclusief voor de bansuri kiest en acht gastmuzikanten optrommelt. Het spelen met raga’s, zeker in combinatie met de etherische klank van de bansuri, haalt zijn muziek dan wel weg uit de sfeer van de jazz (hoewel hij Indische raga’s ook in zijn jazzconcept geïntegreerd heeft), qua improvisatie en vrijheid wordt er niet ingeleverd.

Over de audio

Op het tweede deel van ‘Le Murmure de l’Orient’ is Manuel Hermia te horen op diverse bansuri’s, Indische bamboefluiten in diverse stemmingen. Naast twee solonummers en evenveel stukken in triobezetting bestaat het leeuwendeel van de dubbel-cd uit duo’s. Op ‘A Smell of Desert’ is Hermia te horen in combinatie met Majid Bekkas op guembri, een driesnarige luit uit de Gnawa-cultuur.

Net als in de andere tracks op ‘Le Murmure de l’Orient’ ligt de nadruk in het samenspel eerder op de natuurlijke, melodische dialoog dan op het creëren van een zinderende spanning. Toch zorgt de zachte klank van beide instrumenten voor een gefocust geluid, waardoor de muziek genoeg richting krijgt.

Het is Bekkas die inzet met een klein interval dat vanaf 0:20 uitgebreid wordt tot een motief van drie noten. Op 0:39 is een nieuwe figuur te horen en vanaf 1:01 duikt een stijgende beweging op die later in het stuk nog geregeld te horen zal zijn. Bekkas laat het melodische materiaal verder ontwikkelen en gaat steeds beweeglijker spelen tot hij bij momenten in twee lagen denkt: een melodie gesteund door een herhaalde noot eronder.

Vanaf 2:21 komt Hermia binnen. Hij zweeft vrije boven de tremolo’s van de guembri uit tot er vanaf 3:28 een dialoog ontstaat, vaak met imitaties. De intensiteit wordt opgevoerd vanaf 4:17 wanneer de twee sneller op elkaar gaan reageren om uiteindelijk tegelijkertijd melodisch actief te zijn.

Iets meer dan twee minuten later (6:26) neemt de spanning wat af wanneer Bekkas en Hermia meer ruimte laten tussen hun muzikale reacties. Het lijkt alsof ze het stuk neerleggen, maar op 7:00 trekken ze nog even in een dialoog. Die is echter veel rustiger dan ervoor, aangezien de passages van de bansuri niet meer begeleid wordt door de guembri. Dat de twee nog even tegelijkertijd te horen zijn, is geen aanzet naar een nieuwe samenspraak, maar een kleine opflakkering voor de twee muzikanten samen het geluid laten uitdoven.

Meer over Manuel Hermia & Majid Bekkas


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.