Kreng is het muzikale alter ego van Pepijn Caudron (1975) waarmee hij vooral verantwoordelijk is voor de muziek bij de producties van het theatergezelschap Abattoir, waar hij sinds 2006 bij betrokken is. Hij werkt uitsluitend met samples en zijn muziek klinkt vaak ambient-achtig, heeft een duistere, brede en filmische sfeer en combineert stevig aangezette orkestrale fragmenten met zuivere elektronische geluiden en veldopnames. Hij maakte muziek voor meer dan twintig theater en dansvoorstellingen en is als acteur actief voor theater, film en tv. Zijn debuut ‘l'Autopsie Phenomenale de Dieu' verscheen in 2009 op het Noorse Miasmah label, waar in 2012 ook de (ondertussen uitverkochte) box ‘Works for Abattoir Fermé 2007 – 2011’ verscheen: vier lp’s en een ep met zijn muziek voor de tv-show ‘Monster’.
Het ganse eerste deel van Krengs muziek voor ‘Tourniquet’ is gebaseerd op twee steeds herhaalde formules, gespeeld door strijkers (of strijkersklanken). Voor de eerste gebruikt hij twee elkaar traag afwisselende akkoorden: het ene is een mineurakkoord (klinkt eerder gesloten, introvert), het tweede is een majeurakkoord (open, extraverter, “vrolijker”).
Als deze afwisseling enkele malen gebruikt is, schakelt hij over een reeks van vijf lang aangehouden, dalende akkoorden. Ook deze reeks wordt enkele malen herhaald.
De combinatie van deze twee formules begint dan opnieuw, maar iets hoger dan ervoor. Fraai detail: soms is de overgang van het ene akkoord naar het andere niet duidelijk en lijkt het alsof de denkbeeldige “lijn” tussen twee samenklanken uitloopt of vervaagt, waardoor de luisteraar kan twijfelen waar hij nu exact zit.
Dezelfde bouwstenen zijn ook terug te horen in het slot van het tweede deel van ‘Tourniquet’. Vanaf het begin van het fragment zet de dalende lijn in die herhaald wordt, tot op 1:39 de mineur-majeurafwisseling inzet, voor op 3:12 de dalende lijn opnieuw verschijnt. Vanaf 4:48 zet de mineur-majeurafwisseling weer in die vanaf dan min of meer doorloopt tot de strijkers wegvallen. (Voor een gedetailleerde analyse van de harmonische veranderingen: zie In detail).
Tegelijk met deze herhaalde formules zorgt Kreng voor bijkomende geluiden die de muziek een indrukwekkende diepte meegeven: de zachte tromboneachtige klanken op de achtergrond (1:37) en uiterst zachte, hoge, piepende tonen (5:12). Vanaf 5:38 moeten de strijkers hun centrale plaats afstaan: eerst aan stemsamples, daarna aan rituele percussieritmes en enkele slijpende toonhoogtes. De rituele percussie is soms in twee verschillende lagen te horen, waardoor het ritme uit cadans gaat, om daarna weer in een duidelijk, eensgezind, maar veranderd patroon terug te keren.
Het slot van het tweede deel van ‘Tourniquet’ is bij voorkeur te beluisteren met hoofdtelefoon, toch voor we wil horen (en voelen) hoe de muziek van Kreng de luisteraar insluit. Of voor wie eens zonder discussie wil ervaren dat geluid wel degelijk bestaat uit trillingen.