Kalle Kalima werd geboren in 1973 in Helsinki, begon op jonge leeftijd piano te spelen, maar verwisselde het klavier op zijn elfde voor de gitaar. Hij studeerde in zijn geboortestad en in Berlijn, speelde gitaar bij Jimi Tenor en was en is actief met verschillende eigen bands: het folkachtige Soi, de jazztrio’s Johnny La Marama en Klima Kalima, in duo met fluittist Kari Heinilä, solo als Pentasonic of met het kwartet K-18.
Met deze laatste groep ging Kalima op zoek naar een kamermuziekgeluid, wat meteen betekende dat er geen plaats was voor een drummer, maar wel voor het kwarttonenaccordeon van Veli Kujala. Verder bestaat de band uit saxofonist Mikko Innanen (van Gourmet en Delirium) en bassist Teppo Hauta-Aho die met zijn zeventig jaar ruim dertig jaar ouder is dan zijn collega’s.
K-18 verraadt Kalima’s fascinatie voor de filmwereld. Zo is de band genoemd naar de Finse filmrating die aangeeft date en prent niet geschikt is voor minderjarigen, maar ook de muziek zelf loopt over van de filmverwijzingen. K-18’s debuut-cd ‘Some Kubricks of Blood’ verscheen in 2010 bij het label TUM en bevat composities waarvoor Kalima zijn inspiratie vond bij locaties uit films van Stanley Kubrick, zoals ‘The Shining’, ‘Full Metal Jacket’, ‘A Clockwork Orange’ en ‘2001: A Space Odyssey’. De opvolger (K-18 tourt momenteel met de muziek onder de naam ‘David, Lynch Them High’) is gepland voor 2012. Fans van David Lynch zullen met titels als ‘Laura Palmer’, ‘Mulholland Drive’ en ‘Eraserhead’ geen verdere uitleg nodig hebben om te achterhalen waar Kalima nu zijn gading gevonden heeft.
Wie zich laat inspireren door David Lynch’s cultfilm ‘Eraserhead’, moet niet verbaasd zijn dat hij in het muzikale surrealisme belandt. Geen probleem voor Kalle Kalima en zijn K-18, want ook op hun vorige album liepen muzikale realiteit en fictie al aardig door elkaar. Dat heeft bij deze groep niet (alleen) te maken met de achtergronden van de muziek (het werk van regisseurs Lynch en Stanley Kubrick), maar vooral met enkele consequente en drastische muzikale keuzes.
In ‘Eraserhead’ wordt de vaste grond op diverse manieren onder de luisteraar weggeslagen. Het begint al bij de inzet, waar een moment chaotische improv overgaat in een kronkelende polyfonie van individuele lijnen.
Wanneer accordeonist Veli Kujala soleert wordt de muziek duidelijker. Weliswaar in theorie, want met het gebruik van expliciete dissonanten faalt de muziek hier opnieuw meesterlijk als achtergrondmuziek. Wanneer Kujala op 1:24 meer melodisch te werk gaat wordt het er niet beter op: het gebruik van kwarttonen zorgt voor vreemde vervormingen in het verloop. Gitarist en bandleider Kalle Kalima doet zijn desoriënterende duit in het zakje en flirt vanaf 1:42 ook links en rechts met de kwarttonen.
Wanneer Kujala het voorplan verlaat is het tijd voor Kalima en Mikko Innanen (op klarinet) om naar voor te treden. Het goed gevulde geluid van voordien wordt ingeruild voor een ijle klank die haast vloeibaar en daardoor onvatbaar wordt.
Pas wanneer de groove terug op gang trekt, krijgt de luisteraar terug wat houvast, maar dan wel met een heel andere melodie dan bij het begin. De polyfone inzet van het stuk wordt immers opgespaard tot minder dan een halve minuut voor het einde.