Brahms was een van de meest zelfbewuste componisten uit de muziekgeschiedenis en misschien als gevolg daarvan ook wel een van de meest zelfkritische. Naar eigen zeggen vernietigde hij tientallen sonates, strijkkwartetten, liederen en (schetsen voor) orkestwerken omdat ze in zijn ogen niet voldeden. Het duurde dan ook een lange tijd voordat Brahms in de meeste grote klassieke genres de vergelijking met de grote meesters uit het verleden, Ludwig van Beethoven op kop, wou aangaan. Zo wachtte hij jaren met het schrijven van een eerste symfonie maar schreef hij in de tussentijd wel serenades, concerti en werken voor koor en orkest. Zijn eerste kamermuziekwerken waren geen strijkkwartetten maar sextetten. Enkel wat zijn eigen instrument, de piano, betreft, toonde Brahms meer dapperheid: de drie pianosonates die Brahms componeerde behoren tot zijn allereerste werken en daarin gaat Brahms openlijk de confrontatie met de tweeëndertig sonates van Beethoven aan.
Over de audio
Nergens wordt dat meer duidelijk dan in de eerste pianosonate (chronologisch gezien eigenlijk na de tweede gecomponeerd), een werk dat niet alleen qua basistoonaard maar ook in de voorname, heroïsche sfeer en zelfs wat modulaties, het verspringen van toonaard naar toonaard, bewust sterk op twee van Beethovens pianosonates gebaseerd is, namelijk de 'Waldstein' sonate opus 56 en de 'Hammerklavier' sonate opus 106.
De Duitse pianist Hardy Rittner brengt een vurige uitvoering ten gehore, op een instrument dat uit het midden van de negentiende eeuw dateert en qua klankbeeld lichtjes verschilt van de machtige concertvleugels die vandaag de dag standaard zijn. Zo kan dit instrument melodieus en rijk van klank klinken, iets waar de openingsakkoorden van de sonate zeker bewijs van zijn maar een spaarzaam pedaalgebruik en een algemeen vrij droge klank zorgen voor een uitvoering die doorzichtig en nauwkeurig blijft. Nergens zal de luisteraar horen dat de sonate verdrinkt in een overdreven dikke galm. Het snelle tempo waarvoor Rittner kiest zet het onstuimige van de jonge Brahms goed in de verf maar laat ruimte voor lyriek, in het materiaal dat op de hoekige openingsfrase volgt. Als de sonate zich ontplooit en Brahms met zijn muzikaal materiaal begint te spelen, net voor het openingsidee terugkomt, hoort men passages van een haast impressionistische dromerigheid.
Meer over Johannes Brahms
Verder bij Kwadratuur
Interessante links