De Nederlandse pianist Michiel Braam beweert snel verveeld te zijn, misschien daarom dat hij er zo’n parade aan bands op na houdt. De in 1964 geboren Braam is aanvoerder van de Bik Bent Braam (die volgend jaar ontbonden wordt), het Trio BraamDeJoodeVatcher, eBraam (het voormalige Wurli Trio), het Bijma Braam Sextet en hij daarbuiten is hij tevens actief als solist. Blijkbaar is dit niet voldoende om de verveling te bannen, want in de lente van 2011 stelde Braam een nieuwe band voor: het Hybrid 10tet. Tijdens de eerste tournee met deze band speelde hij speciaal geschreven composities die telkens gemaakt waren met een van de hen ontvangende zalen in gedachten.
Het ensemble heeft haar naam niet gestolen. Met drie muzikanten uit de geïmproviseerde muziek, een klassiek strijkkwartet en de ritmesectie van het eerder rockgerichte eBraam brengt het tentet verschillende muzikale werelden samen. En de mogelijkheden die dat biedt, heeft Braam niet links laten liggen, zoals te horen op alle tracks van ‘On the Move’, de eerste cd van de band.
Als componist en pianist kan Michiel Braam met recht en rede een eclecticus genoemd worden, ongeacht hoeveel sleet er na jaren van ge- en misbruik op dit begrip zit. Voor sommigen is het mixen van stijlen een manier om van licht monkelend tot ronduit sarcastisch af te rekenen met de muziekgeschiedenis. Niet zo voor Braam, die de muziek die hij hanteert doorleefd aanwendt en er steeds een oprechte belangstelling voor laat horen.
Een mooi voorbeeld daarvan is het bijna tien minuten durende ‘Cuba, North Rhine-Westphalia’ waarin Braam het ongecompliceerde melodische samenbrengt met grillige, onvoorspelbare ritmes die door zijn muzikanten haarfijn uitgevoerd (moeten) worden.
Bij aanvang zijn het bassist Pieter Douma en drummer Dirk-Peter Kölsch die het mooie weer maken met een stevig gekookte bopgroove die de basis vormt voor vrije uithalen van Braam en cornettist Taylor Ho Bynum.
Trombonist Nils Wogram en de strijkers van het Matangi Quartet vliegen er even door, waarna Kölsch voor een rockgroove opteert. Niet voor lang echter, want al snel verdwijnt alle metrische duidelijkheid en belandt de groep in een uitgerekte, desolate leegt. Korte oprispingen van de verschillende muzikanten (met onder andere het terug proberen op trekken van de bopgroove door de ritmetandem rond 2:28) zorgen voor momenten van activiteit die uiteindelijk uitmonden in een indrukwekkende stukje samenspel tussen trombone en cornet: als puzzelstukjes vallen de fragmenten van de twee vanaf 3:28 in elkaar tot een consistente melodie.
Na een vrije passage voor bas en piano verschijnt iets na vier minuten de tango die de rest van stuk zal domineren: geen snel in elkaar geflanst streepje stijldansmuziek, maar een knap uitgewerkte compositie met verschillende thema’s en lagen die geen zweem van ironie vertonen. Niet zo verwonderlijk eigenlijk, want met strijkers en piano heeft het Hybrid 10tet heel wat in huis om de traditionele, passionele wereld van de tango op te roepen.
Al zijn respect voor de muzikale traditie maakt van Braam echter nog geen trendvolger en in zijn pianosolo, die mooi binnen de geplogenheden begint, gaat hij geleidelijk aan de tangoritmiek verhakkelen in soms erg heftige excursies, maar niet zonder op gezette tijden ook even terug te keren naar de herkenbare tangogeluid.