Wie graag stambomen uitpluist en uittekent zal een vette kluif hebben aan de muzikale output van de Amerikaanse saxofonist Ken Vandermark. Niet alleen omwille van de schier oneindige reeks bands die hij zelf onderhoudt of waar hij in meespeelt, maar ook omwille van de muzikanten die links en rechts blijven opduiken.
De ondertussen 47-jarige Vandermark is een van de sterkhouders van jazzscene van Chicago, maar bundelt graag de kracht (of kruist graag de degens, het is maar hoe iemand zijn muziek beluistert) met collega’s uit het hoge noorden van Europa. Voor Free Fall zoekt hij het gezelschap op van de Noorse pianist Håvard Wiik (1975) die ook met Vandermark te horen is in Side A en daarnaast het mooie weer maakt met zijn eigen kwintet Atomic. In die groep speelt Wiik samen met zijn landgenoot en bassist Ingebrigt Håker Flaten (1971) die ook te horen is in The Thing, het powertrio van de Zweedse saxofonist Mats Gustaffson die op zijn beurt Ken Vandermark meer muzikaal tegen het lijf loopt dan dat hij zijn eigen familie ziet.
Kort samengevat: in 2001 formeerden Vandermark, Wiik en Håker Flaten een drumloos trio in de geest van dat van Jimmy Giuffre, Paul Bley en Steve Swallow. Zonder percussie en met Vandermark op klarinetten slaat het ensemble een brug tussen de geïmproviseerde muziek en de detailwerking van de hedendaagse gecomponeerde. Een eerste album ‘Furnace’ verscheen in 2002. Opvolger ‘Amsterdam Funk’ kwam uit op Smalltown Superjazz (dat opereert onder de paraplu van Smalltown Supersound), net als ‘The Point In A Line’ en de voorlopig laatste cd ‘Gray Scale’ uit 2010.
Als in verband met Free Fall het woord kamermuziek valt, dan is dat niet licht gekozen. Net zo min als de vergelijking met Jimmy Giuffre’s trio louter promopraat zou zijn. In Free Fall bereiken Håvard Wiik, Ingebrigt Håker Flaten en Ken Vandermark immers een flexibiliteit die de grens tussen compositie en improvisatie helemaal uitvaagt en overbodig maakt. Met het grootste gemak schuiven de drie van de ene samenspelvorm naar de andere, waarbij het niet spelen al even belangrijk is als wat er gespeeld wordt.
Het begin van ‘Ravus’ is mysterieus, zelfs op het dreigende af, door het open samenspel van basklarinet en piano. Met mondjesmaat begint Vandermark melodische patronen te spelen, maar die zorgen niet meteen voor veel houvast. Het is wachten tot 1:30, wanneer Ingebrigt Håker Flaten in de ring stapt, voor er met een complete driestemmige polyfonie wat meer vorm in het geluid komt. Dit echter zonder dat daarmee duidelijkheid geschapen wordt.
Die verschijnt pas wanneer Wiik het toneel verlaat en Vandermark net iets beweeglijker op een breed strijkende onderlaag van Håker Flatens contrabas kan rondhuppelen. Op 3:10 valt ook deze beweging stilt en verschijnt Wiik opnieuw om meteen de golvende beweging over te nemen tegen een achtergrond van lang aangehouden klanken van zijn collega’s.
Iets meer dan een minuut later (4:20) is het tijd voor de laatste episode: er verschijnt beweging in de onderlagen, waarbij vooral Vandermark zich opdringt. Wiik voelt hem komen en schakelt een tandje bij waardoor Håker Flaten het lastig krijgt om een plaatsje te veroveren in het geluid. Naar het einde toe wordt er een beetje teruggetrokken, maar niet genoeg om het helemaal stilvallen op 5:53 niet als een totale verrassing te laten klinken.