Fred Hersch' vijf jaar geleden verschenen solo-album 'Live at Bimhuis' werd internationaal geprezen als een nieuwe standaard in het solo piano-repertoire. In december 2010 vroeg niet het Bimhuis, maar de prestigieuze Village Vanguard de pianist over de vloer om zes avonden te vullen zonder begeleidend trio. 'Alone at the Vanguard' is een integrale weergave van de laatste avond, waarop Hersch eens te meer blijk gaf van zijn totale pianistieke beheersing enerzijds en zijn enorme dosis inspiratie anderzijds.
'Pastorale' behoort tot de odes die 'Alone at the Vanguard' voor een derde vullen. In dit geval refereert Hersch niet naar Lee Konitz of Bill Frisell, maar naar Robert Schumann. Dat Hersch graag teruggrijpt naar klassieke voorbeelden, hoort men aan het doorgedreven lyrische karakter van verscheidene van zijn nummers. Meer dan goochelen met ritmiek, speelt Hersch immers graag tegenstribbelende lijnen in linker en rechter hand (harmonisch) tegen elkaar uit. De affiniteit met klassieke muziek kon men ook reeds merken bij het beluisteren van Hersch' album 'Songs without Words' bij Nonesuch, een verwijzing naar Mendelssohns 'Lieder ohne Worte'. 'Pastorale' wordt gekenmerkt door een quasi romantisch thema, waarna Hersch aan het improviseren slaat. Heel kenmerkend hierbij is de golvende, organische onderste lijn, waarmee hij de zwierige bovenstem aanvuurt. Op verschillende momenten lijken de beide lijnen elkaar te beroeren, waarna ze weer relatief onafhankelijk verder evolueren. Het uiteindelijke culminatiepunt leidt echter onvermijdelijk terug naar het basisthema, dat in gealterneerde gedaante opduikt en zo een donkerder sluitstuk vormt aan het aanvankelijk zonnig pastoraal landschap.