Hoe hij de naam van de groep wil schrijven, daar twijfelt oprichter Evan Parker zelf duidelijk nog wat aan: Electro-Acoustic Ensemble of ElectroAcoustic Ensemble. Waar de Britse saxofonist en voltijds icoon van de vrije improvisatie muzikaal naar toe wil, dat is van bij de oprichting van de groep in 1990 duidelijk. De combinatie van akoestisch en live spelende muzikanten met elektronica moest een laboratorium worden om na te gaan hoe live processing aangewend kan worden in de context van geïmproviseerde muziek.
De kern van het ensemble bestaat uit enkele oud-strijders van de vrije improvisatie, met naast de Evan Parker (1944) zelf ook bassist Barry Guy (1947) en drummer Paul Lytton (1947). Aangevuld met muzikanten als trompettist Peter Evans, pianist Agustí Fernandez, rietblazer Ned Rothenberg of Ko Ishikawa op Japans mondorgel (om er maar enkele te noemen) en een elektronicasectie met o.a. Richard Barrett en Paul Obermayer van FURT, Walter Prati en Lawrence Casserley is het ElectroAcoustic Ensemble een echte elektro-akoestische band, waarin beide component een volwaardige en gelijkwaardige rol vervullen.
De cd’s van de groep verschenen bij ECM, met als laatste wapenfeit ‘The Moment’s Energy’ opgenomen in 2007. Althans, tot de groep in 2010 een tour maakte langs verschillende Europese podia en daarbij ook in het KC Belgie in Hasselt belandde. Daar verbleef de groep twee dagen en waren de muzikanten te horen in kleinere formaties en als full band. Een weerslag van die tweedaagse is te horen op de zesde release ‘Hasselt’, die verscheen op Parkers eigen Psi label.
Wie in de context van het ElectroAcoustic Ensemble mee wil kunnen, mag best wel wat verfijning in huis hebben. Het louter rollen met de spierballen is niet meteen waar Evan Parker en zijn collega’s zich graag in vastrijden. Dat geldt nog meer wanneer het ensemble opgesplitst wordt in kleinere eenheden, zoals in dit stuk waar Ishikawa Ko, Agustí Fernández en Walter Prati (respectievelijk op shō, piano en elektronica) als trio opereren.
Niet dat de drie meteen echt minimalistisch te werk gaan, maar wat overbodig is, laten ze wel liever aan de kant. ‘Hasselt 1’ begint immers weids en breed met herhaalde noten van de piano en lange tonen van de shō (waarmee Ishikawa Ko laat horen dat Parker niet de enige in de band is die de techniek van circular breathing beheerst). Als soundtrack voor een trage camerazwenking van 360° graden over een verlaten prairie leggen de drie een breed klanktapijt neer dat pas een andere wending neemt wanneer Fernández in de klankkast van de piano een glissando produceert. De vlam schiet echter niet meteen in de pan. Het lijkt wel alsof zijn collega’s de kat nog wat uit de boom kijken, wat de luisteraar wel de kans geeft om op te gaan in de versmelting van het akoestische en het elektronische.
De opbouw verloopt gestaag en zet af en toe een stapje terug. Deze continue beweging van op- en afbouwen, zorgt voor een golvende beweging die stilvalt in een onheilspellende “rust” van geïsoleerde geluiden van de shō met daarop een licht dartelende piano. De beweging wordt meer continu en Prati trekt enkele opvallende dwarslijnen door het geluid, waarmee meteen een stevige opbouw ingezet wordt, gedomineerd door piano en elektronica.
Vanuit dit hoogtepunt wordt de muziek vervolgens zacht neergelegd. De brede shō en de elektronica zorgen voor een ijle atmosfeer waarboven die piano voorzichtig een uitweg zoekt.
Rond 08:08 blikt Fernández even terug op het begin van de improvisatie. Tussen zijn herhaalde noten zit echter veel ruimte die mogelijkheden biedt voor het vervolg. Die mogelijkheden worden benut wanneer er een stevige ontwikkeling ingezet wordt met beweeglijke elektronica en een pianopartij waar de herhaalde noten steeds dichter op elkaar geschoven worden. De continue stroom geluid die de drie produceren, lost tenslotte op in de rust van lange shō-klanken en eenzame pianofragmenten.