Esperanza Spalding is meer dan alleen charisma op hoge hakken. Ze is een muzikante met talent die bijna compromisloos haar eigen stem in de jazzwereld zoekt. Het feit dat ze als twintigjarige docente werd in het prestigieuze Berkley College of Music, is niet het enige doorslaggevende argument. Op haar derde plaat 'Chamber Music Society', combineert Spalding haar klassieke achtergrond met haar passie voor geïmproviseerde muziek, Braziliaanse toetsen en zelfs pop. Haar nummers zijn een natuurlijke samenvloeiing van haar twee passies, de contrabas en haar stem, wat resulteert in harmonische composities met een ambachtelijke klankkleur. Gil Goldstein tekende voor de prachtige strijkarrangementen die de derde zuil vormen van Spaldings nummers. Het is wel duidelijk dat Spalding de broek draagt en bijgevolg het centrum van de muziek moet zijn. De andere muzikanten zitten veeleer geankerd in een (prachtig) gearrangeerde rol en krijgen zelden de ruimte om hun eigen stem te laten horen.
Ondanks het feit dat 'Chacarera' van pianist Leo Genovese's hand klinkt het nummer op het eerste gehoor niet anders dat de andere. ‘Chacarera’ maakt echter op een andere manier gebruik van de arrangementen. Waar andere nummers worden voorzien van contrapuntische arrangementen die zich als kleine, meeslepende motiefjes in de achtergrond nestelen als antwoord op het gezongen thema, versterken de arrangementen unisono op ‘Chacarera’ eerder Spaldings vocale escapades.
‘Chacarera' is een dramatische tweestrijd tussen snelle, dynamische passages en "rustige" momenten waarin cellist Eggar meer ruimte krijgt. Zijn hoekige, scherpe frasering grijpen terug naar de muziek van Piazzolla en steken schril af tegen het diepe, rustig ritme van de drums. Deze blijven kalm doorkabbelen. Percussionist Cinalli zorgt voor een enorme hoeveelheid subtiele details, waardoor de, op eerste gehoor, relaxe drums op slag een pak complexer worden.
Het is ook dat drijvende drumritme dat het nummer inzet. Al snel treden een snerpende cello en donkere pianoharmonieën hem bij. Wanneer de piano overgaat naar een gesyncopeerde latingroove, wordt die tegengewerkt door de trage tangobewegingen van cellist David Eggar. Spalding valt fluweelzacht scattend in. Haar snel kronkelende melodie wordt unisono gevold door Genovese.
De begeleiding schakelt dan terug naar de trage, hartstochtelijke cellolijn en de vinnig hikkende latingroove op piano. Wanneer Spalding er weer vaart inzet is het de beurt aan een donker strijkende contrabas om de melodie te volgen. De piano neemt met lage, donkere noten de baslijn even over. In plaats van de spanningsboog nog een keer te ontspannen, laat Spalding horen dat ze loepzuiver de hoogte in kan gaan. Op de achtergrond geeft Eggar koppig commentaar op Spalding. Dan laat Eggar de strijkstok even liggen en speelt de heerlijke syncope van de piano mee (2:40).
De groep keert nog een keer terug naar de eenstemmige melodische acrobatieën om vervolgens een lange outro in te zetten waarin Eggar en Spalding met elkaar dueleren op cello en contrabas op de hypontiserende tonen van een wakker geworden percussie. Zonder ooit futloos te worden, bolt de groep langzaam uit met nog enkele dissonante meditaties van cello en contrabas als toemaat.