Ze worden doorgaans in de categorie miscellaneous instrument ondergebracht, de instrumenten (en de bespelende muzikanten) die buiten de standaardbezetting van de ene of andere stijl of het ene of het andere genre vallen. Aanvankelijk was deze categorie niet de vaste stek voor de in 1960 geboren Franse muzikant Michel Godard. Als tubavirtuoos was hij net niet “divers” genoeg. Dat veranderde toen hij op negentienjarige leeftijd de serpent er bij nam: een slangvormige koperblazer die gezien wordt als de voorloper van de tuba. Hier begon het uitzonderlijke verhaal van Godard (die ook basgitaar speelt), niet in het minst omdat hij met dit instrument ook actief is buiten de “oude” muziek. In de jazz en de geïmproviseerde muziek is het serpent een zeldzame verschijning, maar gespeeld door Godard klinkt het niet vreemd of uitzonderlijk. Integendeel, hij slaagt er in het instrument te laten zingen en swingen zonder het natuurlijke geluid geweld aan te doen.
Momenteel is Godard actief op serpent, tuba en basgitaar en is hij docent serpent aan het conservatorium van Parijs. Hij was te horen in verschillende symfonische orkesten en ensembles voor oude muziek, maar ook naast muzikanten als Michel Portal, Louis Sclavis, Henry Texier, Enrico Rava, Rabih Abou-Khalil, Sylvie Courvoisier, Simon Nabatov, Pierre Favre, Misha Mengelberg, Gianluigi Trovesi, Willem Breuker, de doedelzakken van Normandy Town Quimper of reggaevedette Alpha Blondy.
Godard leidt verschillende eigen ensembles en componeerde in opdracht van diverse instanties en festivals.
Van 13 mei tot 5 juni 2011 trok Godard zich terug in de abdij van Noirlac waar hij met vijf andere muzikanten (uit de jazz en de oude muziek) een project rond de muziek van Claudio Monteverdi uitwerkte en opnam, bestaande uit stukken van de barokgrootmeester, naast composities van Godard zelf en van de Amerikaanse bassist Steve Swallow.
‘Zefiro Torna’ is een arrangement van het gelijknamige madrigaal uit de negende madrigalenbundel van Claudio Monteverdi. De tekst is een sonnet van Ottavio Rinuccini.
Net als het origineel wordt de basis van het arrangement gelegd door een steeds herhaalde baslijn, hier in handen van basgitarist Steve Swallow. Aanvankelijk kan de theorbe van Bruno Helstroffer hier vrij op bewegen, tot die zich in afgelijnde akkoorden terugtrekt, meteen het teken voor het inzetten van het duet (oorspronkelijk voor twee damesstemmen, hier voor zangeres Guillemette Laurens en violiste Fanny Paccoud) waarbij de partituur van Monteverdi grotendeels gerespecteerd wordt.
Later volgt er een antwoord van de keelzang van Gavino Murgia die meteen daarna een eigen rol gaat spelen, als een derde laag tegenover de klassieke zangpartij en de viool.
De soloruimte in dit stuk wordt gereserveerd voor bandleider Michel Godard die vanaf 03:50 improviseert, aanvankelijk begeleid door keelzang en basgitaar, maar vanaf 04:35 ook door theorbe. Op het einde keert het stuk terug naar de originele gedaante met het duo van stem en viool als centraal gegeven, extra gesteund door basnoten van Godard.