Arnold Schönberg (1874-1951) staat vooral bekend om zijn dodecafonie en zijn extreme uitwerking hiervan. In het begin van zijn componeercarrière schreef hij echter in de stijl van de eeuwwisseling met componisten als Richard Strauss en Wagner. Deze Gurre-Lieder begon hij als een liedcyclus voor zang en piano, maar algauw werden het verschillende tableaux met een orkestratie die een orkest van meer dan 145 muzikanten en 120 koristen vereist. De eerste schetsen en halve uitwerkingen dateren reeds van 1901, maar Schönberg voltooide de partituur slechts tien jaar later. Als leerling van Zemlinsky (zelf een minder bekende componist, hoewel zijn opera 'Der Zwerg' enige bekendheid geniet) leerde Schönberg de woordenschat van de late Romantiek, hoewel hij later meer en meer een autodidact zou worden. Schönberg zou Schönberg niet zijn als hij niet al wat experimenteerde in dit werk. Zo komt er reeds Sprechgesang voor in één van de laatste delen. De Gurre-Lieder zijn gebaseerd op de legende van de Deense koning Waldemar, die verliefd werd op de mooie Tove. Deze moet hun relatie met de dood bekopen (Waldemar heeft een zeer jaloerse echtgenote), waarop Waldemar de oorlog verklaart aan God, die zijn geliefde weggenomen heeft. Het werk bestaat uit drie delen. In het eerste deel komen beurtelings Waldemar en Tove aan het woord, in het slotdeeltje komt de Waldtaube (de 'woud-duif') aankodigen dat Tove dood is. Het korte, maar grootse tweede deel beschrijft de woede van Waldemar ten opzichte van God. In het derde deel rijst Waldemar uit het graf met zijn mannen en zendt hen uit in de velden om Tove te vinden. Tussendoor krijgen we een deel waarin Waldemars hofnar, die zowat dezelfde wrok koestert ten opzichte van zijn meester als deze ten opzichte van God, zijn lot beklaagt. Vervolgens zinkt alles weer terug in het graf, en het slot brengt met vol orkest en koor een ode aan de zon. Daar waar het werk begint in de nevel en het donker, eindigt het in volle glorie en pracht.

Over de audio

Eén audiotrack uitkiezen uit twee uur grootse muziek is geen makkelijk karweitje. Schönberg laat zoveel verschillende facetten van zichzelf zien, bijoorbeeld met een prachtige, intieme mannenkoor-passage, of met een grandioos tweede deel, dat het moeilijk is om dit alles in één audiotrack terug te vinden. Deze track laat evenwel zijn bijzondere melodische componeerwijze zien alsook zijn uitstekende kennis van hoe een orkest in elkaar zit. De sopraanpartij (rol van Tove) is soms vrij laag geschreven (dat doet hij ook in sommige passages in de tenorlijn van Waldemar). Het thema komt in heel het deel terug: de klarinet geeft het eerst aan, dan begint de sopraan die meteen gevolgd wordt door de eerste soloviool. Het komt nog eens duidelijk terug in de celli (3'28) in het instrumentale 'coda'. Deze bloeit helemaal open op het einde en bezorgt de luisteraar ongetwijfeld kippenvel, wat kenmerkend is voor vrijwel alle grootse passages uit dit werk, zeker de finale, waar volledig koor alsook volledig orkest ingezet worden. Tove zegt in dit deel voor de eerste keer 'Ik hou van jou' tegen Volmer (het Duitse equivalent van Waldemar), ze kust hem eveneens voor het eerst. En als de koning zegt dat zij dat al gedaan heeft, dan zal zij antwoorden: 'De koning is dwaas'. Als de koning dan 'Ja, ik ben dwaas' antwoordt, dan zal zij zeggen: 'De koning is juist'. Als de koning echter 'Neen, ik ben niet dwaas' antwoordt, dan zal zij antwoorden: 'De koning is slecht, want ik heb al mijn rozen doodgekust terwijl ik aan de koning dacht'. De hele sfeer ademt de 'Vier Letzte Lieder' van Richard Strauss uit: breed, wijds, zwevende muziek met een uitgebreid tapijt aan strijkers en koralen in de koperblazers. Sopraan Melanie Diener, het SWR Sinfonieorchester Baden-Baden en Freiburg onder leiding van Michael Gielen zetten een meer dan puike prestatie neer.

Meer over Arnold Schönberg


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.