Eind juli heeft in Boechout de negenendertigste editie van het Sfinks festival plaats: sinds enkele jaren door het toegenomen belang van theater, dans en acrobatie omgedoopt tot Sfinks Mixed. Ondanks de verruimingsoperatie van vorig jaar is het nu vierdaagse evenement nog steeds gericht op muziek uit culturen die doorgaans minder aan bod komen in het nochtans verzadigde festivallandschap.
De koerswijziging die Sfinks in 2013 doorvoerde bleef niet zonder kritiek noch zonder resultaat. Van betalend naar gratis en met een programmatie waarin de vertrouwde “wereldmuziek” gezelschap kreeg van amusementsmuziek en mainstream rock, gingen ook de bezoekersaantallen omhoog: voor de ene een reden om tevreden vast te stellen dat het festival zichzelf opnieuw uitgevonden had, voor de ander een bron van ergernis omwille van de drukte of het gewijzigde muzikale aanbod.
De artistieke lijn van vorig jaar lijkt het festival in 2014 verder te zetten, met veel ruimte voor dj’s, enkele groepen die ook op het gemiddelde stadsfestival te zien zijn en nog meer aandacht voor de jongere bezoekers, iets waar Sfinks al decennia een voortrekkersrol in speelt. Gelukkig heeft het festival daarvoor haar core business niet helemaal opgegeven, al lijkt de programmatie dit jaar iets lichter te wegen. Toch blijft wat dat betreft voorzichtigheid geboden met een evenement als Sfinks dat er niet voor terugschrikt artiesten te programmeren waarvan zelfs op het internet weinig sporen te vinden zijn. In zo’n omgeving worden potentiële tegenvallers al eens revelaties of omgekeerd en net dat kan het festival spannend genoeg houden om ook van iets verder naar Boechout af te zakken.
Afrika aan zet
Traditioneel vinden de live-concerten plaats in de grote Concerttent en de Clubtent. Waar de tweede pas opengaat op de derde dag, zijn bezoekers in de eerste al welkom vanaf donderdag 24 juli. Verspreid over de vier dagen is vooral de Afrikaanse bezetting indrukwekkend, met een bescheiden focus op Mali. De vedetten van dienst zijn ongetwijfeld de muzikanten van de emblematische Toearegband bij uitstek: Tinariwen. De bezwerende en hypnotiserende woestijngroove kwam onder internationale aandacht na een passage op het Festival au Désert in 2001. Dat ze dertien jaar later nog lang niet uitgespeeld zijn, is te horen aan ‘Emmar’, het zesde album in dertien jaar tijd waarop een geluid te horen is dat veel voller klinkt dan dat van de meeste van hun collega’s.
Een andere ngoni-speler, zij het slechts parttime, is Aziz Sahmaoui. Die speelde zich aanvankelijk in de kijker bij het Orchestre National de Barbes en Joe Zawinul, maar heeft nu met zijn University of Gnawa een eigen band waarmee hij Berbermuziek mengt met Gnawa-trance. Die combinatie werkt op het titelloze debuutalbum uit 2011 bijzonder goed, zelfs wanneer er occasioneel een laagje fusion over gelegd wordt.
Vanuit het meer zuidelijke Congo komen tenslotte Jupiter & Okwess International. Voor melodieën en de ritmes voor zijn nummers ging Jupiter Bokondji te raden bij de traditionele Afrikaanse rituele muziek die hij van zijn grootmoeder leerde. Als zoon van een diplomaat onder het Mobuturegime bracht hij enkele jaren door in Oost-Berlijn, waar hij de Westerse rockmuziek leerde kennen. Het resultaat is te horen op het album ‘Hotel Univers’: afro voor het hoofd en de benen, met een groot hart voor de Afrikaanse traditie.
Het zuiden en het oosten
Het oosten wordt opgezocht in drie gradaties waarbij telkens een mix van oosters en westers gezocht wordt. Uit België zelf is er singer-songwriter Jawhar die met zijn vorig jaar verschenen album ‘Qibla Wa Qobla’ (integraal te beluisteren op zijn Bandcamp-pagina) een overtuigde link weet te leggen tussen Nick Drake en Arabische muziek. Verder komen ook de Balkan Khans (een Bulgaarse groep met beatboxer) en het Zuid-Koreaanse Jambinai. De muzikanten van deze laatste band brengen traditionele instrumenten als haegeum (tweesnarige viool), piri (hobo-achtige) en geomungo (citer) samen met westerse gitaren en elektronica. Het resultaat wisselt van ijle soundscapes en meditatieve nummers tot rock en onvervalste metal, een gevarieerd geluid waarmee de muzikanten begin juli het Gloria-podium van Roskilde mochten openen.
Vrouwendag
De Clubtent, waar het publiek indien gewenst kan zitten, is traditioneel het kader voor de meer intieme concerten die vaak de muzikale hoogtepunten van Sfinks blijken. Op zaterdag zijn het de vrouwen die de plak zwaaien, maar of daarbij even indrukwekkende concerten als die van Laïla Amezian of Dom La Nena uit 2013 te rapen zullen zijn, is nog maar de vraag. De beste papieren lijkt Maarja Nut te hebben, de Estse violiste-zangeres die met veldopnames en loopstation nog het best als de Estse Liesa Van der Aa omschreven kan worden. Met dit verschil dat Nut op haar cd ‘Soolo’ net heel minimalistisch voor de dag komt met een voorkeur voor meditatieve en zwevende nummers die af en toe een kleine dansinslag krijgen.
Mondorgel en harpen
Zondag is de Clubtent de thuishaven van de speciale instrumenten. Net als in de Concerttent is daarbij een hoofdrol weggelegd voor een Zuid-Koreaanse band: 숨 [SU:M], bestaande uit twee dames die op piri (een hoboachtige blazer), saenghwang (mondorgel), yanggeum en gayageum (citers) niet zozeer volksmuziek of traditionele hofmuziek spelen, maar wel eigen composities. Een ander tweespan op de affiche is er een dat instrumentaal homogener oogt, maar dat wel expliciet culturen overbrugt. De harp van Catrin Finch uit Wales en de kora van Seckou Keita uit Senegal mogen dan een heel andere traditie ontwikkeld hebben, technisch zijn de twee instrumenten sterk verwant. De combinatie van de klassiek geschoolde harpiste (die onder andere haar eigen arrangement van Bachs Goldbergvariaties opnam) en de Afrikaanse griot is dan ook minder vreemd dan die op het eerste zicht kan lijken. Dat ze bovendien muzikaal mooi mengen is te horen op de cd ‘Clychau Dibon’ die Finch en Keita in duo opnamen.
Ook speciaal, maar van veel dichterbij zijn de zelfgebouwde snaarinstrumenten van Geert Hautekiet die hij laat horen in de rootsrock-kleinkunst van het trio Mörg, met verder Michael van de Vel op sousafoon en en Stefan Wellens op elektrische altviool. Zonder al het knutselwerk komt tenslotte Teta uit Madagaskar, op zijn eigen website omschreven als de man met de doigts de fée en dat is afgaande op zijn verfijnde tokkeltechniek meer dan het obligate promopraatje.
Publiekslogica
De dj’s staan in de late uurtjes in de Concerttent of de ganse dag en avond door in Anderland en The Urban Mad. Draaiers van dienst zijn onder andere D. Watts Riot van Fun-Da-Mental, Nata m’Baye van Terrakota, Buscemi, Lady S. en meervoudig nationaal kampioen turntablism Dysfunkshunal. Zij en nog een veelvoud aan collega’s tekenen voor een hele waaier aan grooves van ragga, jungle en house tot hiphop, tropische vibes van al dan niet zelf geproduceerde tracks. Iets verder gaat het duo Global Warming Sound waarbij Bart Maris zich zal aansluiten als live trompettist.
Minder relevant lijkt op het eerst zicht de passage van Discobar Galaxie, waarmee Sfinks meteen de stap naar de been there, done that, artiesten gezet heeft. Vorig jaar konden zo Guido Belcanto en Clement Peerens het podium op, dit jaar is het de beurt aan Flip Kowlier, Halve Neuro & Slongs Dievanongs en Leki, hoewel deze laatste dame na een meer r&b getinte start in recentere nummers als ‘Le Congo’ en ‘Leven’ een meer Afrikaans getint geluid laat horen. Of dat voldoende is om op Sfinks overeind te blijven, zal eind juli blijken. Mocht dit of eender wel optreden toch tegenvallen, dan kan een bezoeker natuurlijk steeds het terrein op voor diverse muziek-, theater- en circusgroepen die er als vanouds aanwezig zullen zijn. Want ook dit is iets waar het festival in Boechout een hele traditie in heeft opgebouwd.