Het Rotterdams Philharmonisch orkest is dit najaar drie keer te gast in ons land. De stijgende populariteit van dit orkest hangt nauw samen met die van zijn chef-dirigent Yannick Nézet-Séguin. Diens carrière heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen, waardoor hij niet meer is weg te denken van de internationale podia. Ook zijn opnames overspoelen de cd-markt.
Een echte specialisatie heeft Yannick Nézet-Séguin niet. Of het nu pure orkestmuziek (de Schumann-symfonieën), opera (Don Giovanni), recitals met grote vocale solisten (Rolando Villazon) of concerto's (Renaud Capuçon) zijn, steevast is er die uitmuntende en energiserende toets waaraan hij zonder twijfel zijn contract met Deutsche Grammophon te danken heeft. Zeker is overigens dat de sterstatus van hun chef een weerslag heeft op het spel van het Rotterdams Philharmonisch. In drie concerten met een heel gevarieerd programma en vergezeld van grote solisten kan elke melomaan dit voor zichzelf gaan beluisteren
Yannick Nézet-Séguin (foto: Marco Borggreve)
In Brugge is het niet Nézet-Séguin die zijn orkest zal aanvoeren, maar wel de Finse dirigent Jukka-Pekka Saraste en dit in twee totaal verschillende werken: het vijfde pianoconcerto van Beethoven en de achtste symfonie van Shostakovich. Dat er in Rotterdam na de passage van Valery Gergiev een affiniteit blijft bestaan met deze Russische componist doet niet verwonderen. De twee oorlogssymfonieën, de zevende en de achtste, weerspiegelen niet alleen de strijd van het Russisch volk tegen het fascisme, maar ook het lijden van dat volk onder het Stalinisme. De achtste symfonie (1943) ontstond amper een jaar na de zevende ('Leningrad'). De kern van het werk zit in de langzame delen, namelijk het krachtige openingsdeel en het largo. Uiteraard komen er ook twee bijtende scherzi aan te pas, om het geheel wat lucht te gunnen. Het largo, zonder meer het kille hart van de symfonie, is vormelijk trouwens een passacaglia, waarbij het thema twaalf keer wordt herhaald, zonder veel ontwikkeling. De milde, wat problematische, finale wordt soms gezien als een berekende anticlimax. Het massieve werk duurt ruim een uur. Daartegenover staat de Weense logica van het vijfde pianoconcerto van Beethoven. Opnieuw niet met de minste solist en ook een man uit Wenen: Rudolf Buchbinder, niet toevallig gekend om zijn interpretaties van de Weners Mozart, Beethoven en Brahms. Voor zijn concerto-opnames werkt hij niet toevallig samen met andere producten van Wenen zoals Nikolaus Harnoncourt en de Wiener Philharmoniker. Benieuwd naar hoe zijn emperor onder een Rotterdams tapijt zal klinken.
Yannick Nézet-Séguin & Rotterdams Philharmonisch Orkest (foto: Marco Borggreve)
Veel moois om naar uit te kijken dus, op de drie grote concertlocaties in Vlaanderen. Van de hoogromantische inzet van Strauss over de granieten anti-propaganda van Shostakovich tot de Franse verfijning van Poulenc. Zet die oren maar open voor wat Rotterdam in zijn mars heeft.