Bekend bij het grote publiek vanwege zijn uitzonderlijk mooie opnames van de cellosuites van Bach, geniet Pieter Wispelwey onder melomanen de status van een absoluut topsolist. Virtuoos, heel geïnformeerd en hoogst creatief-geïnspireerd weet hij zijn concerten dikwijls tot een onvergetelijke belevenis te maken. Met een volledig aan Beethoven gewijd programma komt hij midden januari naar het Concertgebouw van Brugge, vergezeld van de meest frisse pianofortist van het moment, Kristian Bezuidenhout.
Na zijn lange samenwerking met Paolo Giacometti, die Wispelwey steevast op pianoforte begeleidde in het kamermuziekrepertoire voor cello, ontstond een kleine tien jaar geleden een samenwerking die resulteerde in vier cd's met pianist Dejan Lazic. Het absolute hoogtepunt daarvan en misschien zelfs algemeen in Wispelweys volledige cd output bestaat uit een dubbel cd met de integrale muziek voor cello en piano van Beethoven. Hij had dezelfde werken trouwens nog eens tien jaar eerder opgenomen met Paul Komen op pianoforte, om maar te zeggen dat men als artiest in dit repertoire (net als bij de cellosuites van Bach) nooit tot "de definitieve uitvoering" komt. In elk geval onderscheidde de recentere opname zich door scherp en lenig cellospel en door een enorme vitaliteit en spontaniteit in het zoeken naar vernieuwing in het alom bekende. Combineer dat met Wispelweys meesterlijke zin voor ritmiek en frasering en hieruit volgde een totale, genre-overstijgende ontroering.
De vijf cellosonates zijn werken die in elk van de drie te onderscheiden periodes van Beethovens muzikale productie zijn in te delen. De eerste twee (opus 5) zijn vroege werken die duidelijk de invloed van Haydn en Mozart dragen. Het vormen zijn eerste werken voor klavier en een solostrijker, dus ze zijn nog voor zijn eerste vioolsonates ontstaan. Misschien voelde Beethoven minder druk bij het schrijven voor cello omdat zijn beide voorgangers geen sonates voor dit instrument hadden voortgebracht. De derde sonate opus 69 is een triomf uit de middenperiode met prachtig melodisch materiaal waarin lyriek en ritmische spitsvondigheid vechten om de grootste superlatieven. De twee laatste sonates uit opus 102 tenslotte zijn werken uit de revolutionaire late periode, vol onconventionele vormelijke veranderingen, harmonische gewaagdheden en ritmisch choquerende vondsten. Op een concertavond kan men onmogelijk alle vijf de sonates spelen, dus moesten Wispelwey en Bezuidenhout een keuze maken. Dat hebben ze goed gedaan, want met de tweede sonate uit opus 5 en opus 102 kiest het duo telkens het diepgaandste uit de paren. Getuige de sombere trage inleiding van het vroeg werk en het intens melancholische langzame deel uit het sluitstuk. Daarnaast wordt natuurlijk de derde sonate gespeeld, alsook twee variatiereeksen op bekende thema's, een door Beethoven uitstekend beproefd genre waar zijn toenmalig publiek verzot op was.