Het Amerikaanse noiserockkwartet Oxbow, aangevoerd door de charismatische Eugene Robinson, neemt traditiegetrouw haar tijd om nieuw plaatwerk uit te brengen. In afwachting van het nieuwe album, dat aangekondigd is voor 2013, herwerken Robinson en gitarist Niko Wenner een aantal Oxbow songs en maken hierbij gebruik van blazers en strijkers.
De kans is zeer groot dat wie Oxbow ooit live heeft gezien, zich het optreden nog lang zal herinneren, ook al vond hij er niets aan. Wie kan immers Eugene Robinson zo maar vergeten? De man is één van de meest indrukwekkende frontmannen die een mens ooit op een podium heeft gezien. De imposante spierbundel lijkt recht uit een vechtkelder uit 'Fight Club' te zijn ontsnapt, een psychopaat die naarmate het concert vordert zich van steeds meer kledingstukken ontdoet. Vaak kijkt hij het publiek vervaarlijk aan met een onvoorspelbaarheid alsof hij ieder moment dat publiek kan induiken om er iemand een pak rammel te geven, denkende dat die hem met een scheef oog heeft bekeken. God weet wat in die man zijn hoofd omgaat. In Robinson schuilt dan ook een sterke tweeslachtigheid. Enerzijds is er Robinson, de vechter (hij heeft effectief deelgenomen aan vechtsportcompetitie), de bodybuilder en de frontman die zijn publiek uitdaagt en van ieder concert een fysieke uitputtingsslag maakt. Daarnaast is er de intellectueel, Robinson is heel belezen, schrijver van fictie en non-fictie en - naast het podium ten minste - is hij een heel aimabel man wiens interviews zeer aangenaam om lezen zijn. Met die dualiteit speelt hij natuurlijk, de aanwezigen moeten immers een beetje de illusie krijgen dat ze niet op hun gemak zijn, het houdt hen bij de les.
De groep echter enkel daarom onthouden is teveel oneer, er schuilt zoveel meer in deze band dan de - weliswaar - imposante indruk die de frontman maakt. Bezieling is misschien wel het meest toepasselijke kernwoord dat voor zowel zanger als muzikanten van toepassing is. Er wordt gespeeld alsof hun leven er van afhangt en de muziek schuwt de grote emoties niet, integendeel. De songs zijn als rauwe verhalen waar drama, melancholie, de donkere kant van het bestaan en duistere gedachten van angst en wanhoop in doorklinken. De groep slaat en zalft. Met momenten klinkt het hondsbrutaal en schreeuwt Robinson zich schor terwijl de rest van de band (bas, drum, gitaar) alle remmen losgooit, maar wat later likt de band stil jankend haar wonden. Gemakkelijkheidshalve wordt de groep in het noiserock-genre gecatalogiseerd maar elementen van blues, jazz en filmmuziek zijn ook prominent aanwezig. De 'zang' van Robinson is om het zacht te zeggen nogal onorthodox. Toonvastheid en zuiverheid is aan hem niet besteedt, in de plaats hoor je een man die schreeuwt, tiert, roept en brult maar even goed al kreunend hijgend, snotterend, neuzelend, rochelend en fluisterend zijn boodschap verkondigt. Hevig getormenteerd tracht Robinson zijn innerlijke en uiterlijke demonen te bezweren en dat lijken er veel. Waanzin, wanhoop, verlossing, berusting, het lijstje is lang. Ieder nummer is een strijd. Beelden van zowel euforische al dan niet marginale alcohol- of drugsuitspattingen als vechtpartijen passeren de revue, het zich dronken laven aan het leven zeg maar. Maar even goed overheerst er de sfeer van de ontnuchterende werkelijkheid van de dag erna, de kille dagdagelijkse troosteloze realiteit van koude appartementsblokken, de files in de bank en het postkantoor, de smakeloze hap in het fastfoodrestaurant, de niet opgekuiste straten vol dolende zielen en de ongezelligheid van de ondergrondse. Een en ander vertaalde zich in gitzwarte pareltjes als An Evil Heat, Serenade In Red, Fuckfest en King Of The Jews op labels als Neurot en Hydrahead (recent helaas ter ziele gegaan).
Volgend jaar komt de opvolger van het filmische 'The Narcotic Story' uit (uit 2007 op Hydra Head records) en in afwachting daarvan besloten gitarist Niko Wenner en Eugene Robinson om een selectie van oudere songs in een nieuw jasje te steken. Blazers (koper en riet) en strijkers zullen daarbij worden ingezet. De songs, vaak theatraal van aard, zijn dan ook heel geschikt om met een dergelijke begeleiding te worden ingekleed. De vereiste is wel dat die blazer en string-sectie sterk genoeg uit de verf zal moeten komen om de theatraliteit van Robinson te kunnen flankeren en evenaren. Oxbow-fans nemen immers geen genoegen met afgebleekte, fletse vertoningen van de vele killer en murder ballads. Nu ja, we willen de eerste muzikant nog wel tegenkomen die het aandurft om het podium te delen met Eugene Robinson en zich er dan routineus en te zelfgenoegzeaam van af te willen maken. Dat zou al een unieke show op zich moeten opleveren.