‘Cosi fan Tutte, ossia La Scuola degli Amanti’ luidt de volledige naam van Mozarts twintigste opera en derde samenwerking met de grote Italiaanse librettist Lorenzo Da Ponte. Net als de twee voorgaande ‘Da Ponte-opera’s’, ‘Le Nozze di Figaro’ en ‘Don Giovanni’ is ‘Cosi fan Tutte’ een komedie die (ondermeer) een blik werpt op de seksuele mores van de late achttiende eeuw. Dat mag men tamelijk letterlijk nemen in ‘Cosi fan Tutte’, waar de twee mannelijke hoofdrollen elkaars geliefde proberen te verleiden als gevolg van een weddenschap met een cynische oudere filosoof die kenschetsend beweert dat ‘cosi fan tutte’, ‘ze zo allemaal doen’ of vrijer vertaald ‘alle vrouwen hetzelfde zijn’. Het hoeft dan ook niet gezegd te worden dat de verleidpogingen uiteindelijk slagen maar zoals dat in een komedie past, komt alles toch weer goed aan het eind van het verhaal. Tot zover is de achtergrond van ‘Cosi fan Tutte’ tamelijk gekend maar wat minder vaak belicht wordt, is de invloed die Mozart onderging van zijn barokke en rococo voorgangers in de Italiaanse operatraditie. Met een specialist in het Italiaanse repertoire als René Jacobs die het Freibürger Barockorchester leidt in een concertuitvoering in het Brusselse Bozar op 21 september, zullen die invloeden alvast niet verloren gaan.
‘Cosi fan Tutte’ laat een vindingrijke, charmante, volwassen Mozart aan het woord maar dat neemt niet weg dat de opera grotendeels verwaarloosd werd in de negentiende eeuw. Veel had te maken met het libretto, dat in Mozarts tijd niet zo opzienbarend was maar in het Victoriaanse tijdperk als ongemanierd of gewoonweg veel te suggestief werd beschouwd. Zowel Richard Wagner als Gustav Mahler waren met ‘Cosi fan Tutte’ vertrouwd maar vonden dat de opera ‘een grootmeester als Mozart onwaardig’ was – misschien niet zo verrassend van componisten die niet de frivoliteit van de liefde maar net de eeuwige, absolute liefde bezingen in opera’s als ‘Tristan und Isolde’ of een monumentale achtste symfonie. Het was Richard Strauss die aan het begin van de twintigste eeuw ‘Cosi’ opnieuw promootte en de opera een integraal deel van het operarepertoire maakte. En terecht want ‘Cosi fan Tutte’ bevat prachtige momenten, niet enkel voor de zangers maar ook voor het orkest, dat Mozart met karakteristieke originaliteit behandelt. De ouverture is een bondig pareltje vrolijke muziek en de manier waarop Mozart klarinetten en fagotten tot een solistisch kwartet van vier houtblazers combineert, haalt de beste momenten uit de ‘Gran Partita’ serenade voor de geest.
Als knipoog naar wie met de conventies van barokke en klassieke opera vertrouwd is, zorgde Mozart ervoor dat de rolverdeling na alle verleidtoestanden natuurlijker aanvoelde dan voordien: tenor Ferrando verleidt sopraan Fiordiligi en bariton Guglielmo mezzo sopraan Dorabella en zo ontstaan twee logische paren zangers, het ene paar hoog en het andere laag. De rol van filosoof Don Alfonso is een basrol, die in deze productie door de Argentijnse bariton Marcos Fink gezongen wordt. Fink werkte al eerder met René Jacobs samen, onder meer in een bekroonde opname van ‘Don Giovanni’ waar hij de ‘buffa’ rol van Giovanni’s dienaar Leporello met verve speelde. De eigenzinnige Despina, het jonge dienstertje van Fiordiligi en Dorabella wordt gezongen door de Koreaanse Sunhae Im, een finaliste van de Konining Elisabethwedstrijd voor zang in 2000 en net zo een oude bekende van uit Jacobs’ Mozart-opnames.
Opera’s concertant beluisteren is een andere ervaring dan diezelfde opera’s volledige geënsceneerd te gaan bekijken in een operahuis. Soms werkt het maar net zo goed compenseert de muziek zelf niet het gebrek aan actie en decor op de scène. Met een rijke, late opera van Mozart en een van de meest gerenommeerde oude-muziek ensembles en –dirigenten van dit moment is er echter geen enkel gevaar dat een concertuitvoering arm over gaat komen. ‘Cosi fan Tutte’ is een heerlijk lichtvoetige opera van een Mozart die zich van zijn origineelste kant laat horen.