Na vijf concerten waarin ze jonge ensembles voor hedendaagse muziek een podium gegeven hebben, trekken de muzikanten van het Ictus Ensemble voor de zesde en laatste Ictus Zone van dit seizoen zelf het podium op.

Ictus blaast dit jaar 20 kaarsjes uit en is sinds de oprichting uitgegroeid tot een ensemble dat internationaal meespeelt in de scène van de hedendaagse muziek. Ook enkele opmerkelijke releases, waaronder de vorig jaar verschenen opname van Jonathan Harvey’s opera ‘Wagner Dream’ of eerder uitgebrachte cd’s met werk van deze Britse componist of van de Italiaan Fausto Romitelli lieten Ictus kennen als een ensemble dat niet bang is om heel uiteenlopende terreinen te betreden, waarbij invloeden uit rock, jazz en elektronica niet uitzonderlijk zijn.

Op de Ictus Zone van 25 april wordt het ensemble vertegenwoordigd door het strijkkwartet dat zich in de schoot van de groep bevindt, met violisten George van Dam en Igor Semenoff, altvioliste Aurélie Entringer en cellist Geert De Bièvre. Op het programma staan deze keer een Belgische creatie en twee composities die ondertussen klassiekers geworden zijn, maar die na meer dan een halve eeuw nog niets aan frisheid ingeboet hebben.

In januari waren Ictus-muzikanten George Van Dam en Jean-Luc Fafchamps reeds te gast bij de Ictus Zone van Besides. Ze speelden toen John Cage’s ‘Six Melodies’ dat als het kleine boertje beschouwd kan worden van het ‘String Quartet in Four Parts’ dat tijdens deze laatste Ictus Zone uitgevoerd wordt. Ook in dit strijkkwartet werkt Cage met korte melodische cellen die variëren van een enkele noot tot een vierstemmige, dissonante samenklank of een kleine, opwaartse beweging van drie noten. Door deze bouwstenen als melodische elementen achter elkaar te zetten en de daardoor ontstane (opeenvolgingen van) samenklanken te nemen voor wat die is, weet Cage de klassieke werking van de harmonie uit te schakelen: spanning en ontspanning worden zo immers aan het toeval overgelaten. Bovendien worden de noten van de alles bepalende melodische lijnen verdeeld over de verschillende strijkers, waardoor tezamen met de toonhoogte ook de klankkleur verandert en de aandacht nog meer op het lineaire komt te liggen. 

Door het letterlijk hergebruiken van de muzikale cellen (ze worden immers niet getransponeerd) krijgt de luisteraar ook geregeld momenten van herkenning die het stuk, ondanks het uitgesproken experimentele concept ervan, toegankelijk houden.

Cage begon aan het werk tijdens een reis naar Europa (waarop hij contact legde met Pierre Boulez) en werkte het af in de VS in een periode dat hij op zoek was naar een eigen manier om de statische rust van de muziek van Erik Satie te verkrijgen. Deze betrachting realiseerde hij in het ‘String Quartet in Four Parts’ niet alleen door de muzikale architectuur, maar ook door het kiezen voor vibratoloos spel en trage tempi. Alleen in het slotdeel ‘Quodlibet’ voert Cage de snelheid op, waardoor de muziek plots een haast dansbaar karakter krijgt, in contrast met het ijle en etherische geluid van de andere delen. Misschien niet toevallig voor wie weet dat de vier delen van het kwartet door Cage geassocieerd werden met de seizoenen: het eerste deel bleek het equivalent van de zomer te zijn, want van het energiekere slotdeel logischerwijs de lente maakt.

Nog verder terug in de geschiedenis trekt het Ictus Strijkkwartet met het vierde strijkkwartet van Béla Bartók uit 1928. Ook Bartók vraagt hier aan de muzikanten om lange noten zonder vibrato te spelen, maar daarmee houdt het sonore verwantschap met het werk van Cage wel op. Van het statische van de Amerikaan is bij de Hongaar weinig te merken. Wel integendeel: de vinnigheid waarmee de strijkers gemillimeterd precies op elkaar inhaken in het ‘Allegro’ of de scherpte waarmee ze alle vier gelijk hakken of wervelend in het afsluitende ‘Allegro Molto’ belicht heel andere muzikale kwaliteiten bij de uitvoerders. Passages waarin de muziek lenig en beweeglijk klinkt of waarin de vier muzikanten in elkaar moeten overvloeien, diepen de contrasten in het slotdeel uit.

Saed Haddad
Saed Haddad
De accenten in het werk doen vaag denken aan de Hongaarse volksmuziek waar Bartók mee bezig was, maar echt expliciete verwijzingen naar die muziek blijven hier afwezig. In plaats daarvan wordt de muziek gedragen door een boogstructuur waarin muzikaal materiaal van het eerste deel ook opduikt in het vijfde en laatste, en fragmenten van het tweede terugkeren in het vierde. Dergelijke vormelijke helderheid was Bartók ook elders niet vreemd, maar in de wendbare omgeving van het strijkkwartet, een genre waarvoor hij als een van de toonaangevende stemmen van de twintigste eeuw geldt, komen die kwaliteiten extra mooi tot uiting.

Tegenover deze twee klassiekers uit het moderne strijkkwartetrepertoire staat ‘Mirage, Mémoire, Mystère’ van Saed Haddad (1972), het strijkkwartet dat er eigenlijk geen is. Om afstand te nemen van de traditie heeft de Duitse, in Jordanië geboren componist het kwartet namelijk opgesplitst in een solist (een violist) en een strijktrio. Haddads muzikale taal is resoluut gekleurd door de moderne, Westerse muziek, maar gebruikt ook Arabische modi. Niet voor niets noemt deze gewezen student filosofie in Leuven zichzelf zowel een insider als en buitenstaander van de Westerse of de Arabische traditie. De uitvoering van ‘Mirage, Mémoire, Mystère’ in PSK is meteen de Belgische creatie van het werk. De eerste uitvoering vond plaats op 4 april in Marseille, waar de honneurs eveneens waargenomen werden door het Ictus Strijkkwartet.

Meer over Ictus Zone - Ictus Strijkkwartet


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.