Soms is het goed eens stil te staan en achterom te kijken. Dat weten ook de mensen van het ensemble Ictus dat op 26 oktober in de Handelsbeurs terugblikt op de twintigste eeuw: niet met een nostalgische blik, maar door een sterk mechanische bril.
De fascinatie voor machines en mechaniekjes druipt er af. Of het nu gaat om het ‘Ballet Mécanique’ van Antheil, de honderd metronomen van Ligeti of de phasing techniek van Reich. Door de hele twintigste eeuw heen hebben componisten zich laten inspireren en beïnvloeden door het mechanische, zelfs in die mate dat het iemand als Nancarrow omslaat in het supermenselijke.
Ictus speelt in de Handelsbeurs zes stukken waarvan het jongste en het oudste ruim een halve eeuw uit elkaar liggen: samen genoeg voor een deel van het concert. Het tweede komt voor rekening van de filosoof Jean-Paul Van Bendegem die zijn ideeën omtrent muziek, wiskunde en wetenschap met het publiek zal delen.
Technologiedronken
In zijn autobiografie ‘The Bad Boy of Music’ haalt de Amerikaanse componist en pianist Georges Antheil (1900-1959) herinneringen op aan zijn eerste optreden in Parijs in 1923: “Er braken meteen relletjes uit. Ik herinner me dat Man Ray iemand op de eerste rij recht op z’n gezicht sloeg. Marcel Duchamps discussieerde luid met een andere bezoeker op de tweede rij en in een box vlakbij stond Eric Satie te applaudisseren en “Wat een precisie! Wat een precisie!” te roepen.”
Ictus speelt 'Ballet Mécanique' (Opéra de Lille, december 2012)
Dat futurisme is ook terug te horen in de muziek. Geschreven voor pianola’s (player piano’s), twee gewone piano’s, xylofonen, vier basdrums, een tamtam, zeven elektrische bellen, drie vliegtuigpropellers en nog wat sirenes, stond het werk mijlenver van de emotionele romantiek. Van een vereniging met de beelden was echter decennialang geen sprake en in 1924 ging het werk in première als concertstuk, waarbij het meteen extreme reacties uitlokte. De hamerende, obsessief repetitieve ritmes klinken als echo’s van Stravinsky’s ‘Le Sacre du Printemps’, maar dan zonder de melodische variatie of de kleurschakeringen van de Rus. Bij Antheil ging alle aandacht duidelijk naar de dolgedraaide en techniek- en technologiedronken maatschappij.
Aanvankelijk voorzag Antheil zestien pianola’s, maar al snel bleek het synchroon laten lopen van deze automatische instrumenten een brug te ver, zeker tegen het tempo van 152 kwartnoten per minuut, het tempo van menige hardcoreklassieker. Antheil herwerkte de compositie meermaals qua bezetting, maar maakte nooit een uitvoering met de filmbeelden mee. Daarvoor was het wachten tot in de jaren ’90 toen de MIDI-technologie het mogelijk maakte de pianolapartijen gelijk te laten lopen.
Lengende schaduwen
Dat het verhaal van de mechanische muziek ook in de tweede helft van de twintigste eeuw nog niet uitverteld was, mag blijken uit de andere, kortere stukken die op 26 oktober naast ‘Ballet Mécanique’ uitgevoerd worden. Dat herhaling daarbij een essentiële rol speelt, mag niet verbazen. Een van de meest emblematische werken in de mechanische richting is ongetwijfeld het ‘Poème Symphonique’ van György Ligeti, de Hongaarse componist die geboren werd in de periode dat Antheil aan zijn schandaalstuk werkte. Eigenlijk gaat Ligeti hier zelfs nog wat verder dan Antheil, want waar deze laatste nog menselijke inbreng vraagt, beperkt Ligeti de “muzikale’ rol van de uitvoerder(s) tot het in gang zetten van honderd metronomen die mechanisch mogen doortikken tot ze een voor een stilvallen. De op verschillende momenten tikkende apparaten zorgen aanvankelijk voor een wolk van geluid die door het uitvallen echter steeds uitdunt.
Jean-Paul Van Bendegem
Nog zo’n werk waar met de luistervaardigheid van de bezoeker gerammeld wordt, is ‘Piano Phase’ (1967) van Steve Reich, het eerste werk waarin de Amerikaan zijn oorspronkelijk louter elektronisch toegepaste phasing techniek gebruikt voor “klassieke” instrumenten. Twee bijna identieke melodieën worden tegelijkertijd gespeeld en direct aansluitend herhaald, waardoor ze bij elke herhaling iets verder uit elkaar drijven. Wat aanvankelijk een minimaal verschil oplevert, alsof een melodie een bescheiden schaduw krijgt, zorgt geleidelijk aan voor onvoorziene combinaties, waardoor nieuwe melodieën ontstaan. Door dit procedé op verschillende manieren toe te passen, waarbij de melodieën soms geleidelijk aan ook terug samen komen, draait Reich de luisteraar helemaal gek in een wirwar van nochtans heel overzichtelijke technieken.
Het programma wordt vervolledigd door twee werken die historisch tussen Antheil en de “jongere” stukken van Ligeti en Reich in liggen. Van Béla Bartók wordt het ‘Perpetuum Mobile Ostinato’ uit ‘Mikrokosmos’ (1940) gespeeld in de versie voor twee piano’s: een stukje ratelende pianoliteratuur dat er op nog geen minuut doorgejaagd wordt. Nog een bewerking is die van ‘Study for Player Piano no. 6’ van de voor Ligeti zo fascinerende componist Conlon Nancarrow. Het gebruik van de player piano (pianola) stelde Nancarrow in staat muziek te maken waarvoor hij geen rekening moest houden met de technische speelbaarheid door de uitvoerder. Zijn stukken voor pianola combineren dan ook vaak een razend tempo met een stevige gelaagdheid. Dit laatste element is in de zesde studie minder prominent aanwezig. De jazz-achtige invloeden die Nancarrows pianolamuziek vaak laat horen, zijn er dan weer wel. Al maakt dat de uitvoering door de levende pianisten, die hier een bewerking van Thomas Adès voor twee piano's spelen, niet minder arbeidsintensief.