Wordt het Fauré Quartett weldra ensemble in residence in de Handelsbeurs? Vorig seizoen was het pianokwartet er nog te gast met een concert van een perfectie die bijna pijn deed aan de trommelvliezen, en in 2009 landden de vier ook al in Gent. Medio november zijn ze weer van de partij, deze keer in een programma voor fijnproevers.
Fauré Quartett (foto: Evy Ottermans / Wannabes)
Is de laatste opname van het Fauré Quartett, dat nu al bijna tien jaar voor Deutsche Grammophon opneemt, hoogverraad? Het kwartet dook voor ‘Pocket Symphonies’ immers onder in de wereld van Sven Helbig, dirigent en componist, maar vooral bekend als producer van monsterbands als Rammstein, Pet Shop Boys en Snoop Dogg. Helbig is echter geen onbekende bij het label dat het Fauré Quartett ondersteunt, want ook René Pape schakelde de man in het verleden in om een van zijn albums haarfijn in te blikken. Met de Leipzig Radio Symphony onder leiding van Kristjan Järvi waagde het Fauré Quartett, misschien wel het beste pianokwartet van dit moment, zich dus aan eerder lichtvoetig repertoire, wat echter geen drama is gezien ze al Brahms, Mendelssohn en Mozart op onnavolgbare wijze verorberden. Misschien is het af en toe onder handen neme van meer filmisch getint repertoire hun manier om zich scherp te blijven verhouden tot de canon? Wie zich daar immers dag in dag uit mee bezig blijft houden, zou wel eens uitgeblust kunnen raken. Albums als ‘Pocket Smyphonies’ of het in 2009 verschenen ‘Popsongs’, ook met Helbig aan de knoppen, zouden dus de interludes tussen de échte actie kunnen genoemd worden. En voor wie zich toch zorgen maakt, wees gerust: de laatste jaren gaat het hoe dan ook niet minder goed met de vier musici. Ze wonnen in 2012 nog de prestigieuze Brahms-Preis, volgend op wat een legendarische opname mag genoemd worden van Brahms’ eerste en derde pianokwartet. Hoort men dus iemand klagen zolang het ensemble zich onvermoeibaar blijft inzetten voor het fantastische repertoire dat voor hun bezetting is geschreven?
Gelijk wie de Handelsbeurs over de vloer krijgt, altijd wordt er gestreefd naar boeiende programma’s. Voor wat de programmatie betreft wordt de bal niet in het kamp van de uitvoerders gelegd, maar formuleert de concertzaal geregeld zelf enkele voorstellen. Wanneer de uitvoerders daar op ingaan, wordt dat als dusdanig naar het publiek gecommuniceerd – van een helder staaltje programmeren gesproken! Voor het concert op 13 november werden de musici gevraagd om twee werken uit de late romantiek te brengen, met name Mahlers ‘Quartettsatz’ en Strauss’ pianokwartet opus 13. Met Beethovens opus 16 blijft het kwartet tenslotte in de romantische sfeer, hoewel het gevoelsmatig contrast tussen Mahlers’ tragisch geladen lijnenspel en Beethovens meer vormvaste escapades niet mis is. Soms is er trouwens een film voor nodig om een werk uit de vergeetput te halen. Niet dat Mahlers ‘Quartettsatz’ nooit te horen was vooraleer Martin Scorsese het gebruikte in zijn ‘Shutter Island’, maar de naam van de componist valt nog altijd quasi uitsluitend in een symfonische context. Ook dit kamermuziekwerk, geschreven door een nog niet eens meerderjarig geworden genie, ademt de orgiastische grandeur die de symfonieën zo verslavend maakt. De weelderige lyriek, de transparantie bij de strijkers en het organische gewoel van de klavierpartij: geen mens kan ontsnappen aan de intensiteit die van dit stuk uitgaat.
Fauré Quartett (foto: Evy Ottermans / Wannabes)
Gelijkaardig verging het Richard Strauss, wiens kamermuziekwerken duidelijk in de minderheid zijn. Op latere leeftijd zou de componist verklaren dat hij het erg moeilijk vond om absolute muziek te schrijven, kortom partituren waaruit geen concreet verhaal naar de oppervlakte komt. In zijn tienerjaren, die hij afsloot door het pianokwartet opus 13 te schrijven, tekende hij echter twee piano trio’s, een strijkkwartet en een cello sonate op: stukken waarvan het jammer zou zijn als ze het steevast zouden moeten afleggen tegen opvoeringen van Strauss’ weliswaar fabuleuze orkestrale repertoire, zowel op symfonisch vlak als op dat van de opera. In het vierdelige opus 13 zou men eveneens de hand van een auteur kunnen zien die later de meest penetrerende melodieën uit zijn pen zal schudden. Niet de horror van ‘Salome’ of ‘Elektra’, maar het zalvende gekreun en de viriele dadendrang uit bijvoorbeeld de welbekende toondichten zitten al in dit vroege pianokwartet verborgen. Als het allegro een hartige, erg persoonlijke ontboezeming is, dan zet Strauss de traditie van het pikante, humoritische scherzo met verve verder. Het daarop volgende andante pakt op de adem door zijn uiterlijk zo eerlijke complexloosheid, die in de finale weer wordt gecounterd met een vinnige brutaliteit. Indachtig hoe het Fauré Quartett vorig jaar nog Brahms en Fauré liet klinken binnen de fluwelen akoestiek van de Handelsbeurs, lijkt het tussen Mahler, Strauss en deze vier instrumentalisten onmogelijk verkeerd te kunnen gaan.
Gemodelleerd naar Mozarts kwintet KV 562 voor piano, hobo, klarinet, fagot en hoorn, schreef Beethoven in 1796 eveneens een driedelig werk voor dezelfde bezetting. Dit opus 16 herwerkte de componist later zelf tot een pianokwartet dat hetzelfde opusnummer en dezelfde tempomarkeringen kreeg. Onmiskenbaar is het klassiek geïnspireerd, maar in de versie voor strijktrio en piano klinkt het wat vloeiender dan in de eerder springerige, (letterlijk) houterige originele gedaante. Door een stem te schrappen en haar in de resterende vier stemmen te integreren, condenseerde Beethoven zijn eigen partituur. En als het Fauré Quartett iets doet, dan is het wel repertoire gecondenseerd opvoeren, tot alleen de niet te evaporeren essentie overblijft.
Meer over Fauré Quartett
Verder bij Kwadratuur
Interessante links