Van 25 tot en met 27 juni heeft op de terrein van Tour & Taxis de eenentwintigste editie plaats van Couleur Café, het feel good-festival waar de muziek alleen al voor de nodige temperatuurstijgingen zorgt.
Never change a winning team, dus is Couleur Café ook dit jaar weer opgebouwd rond het beproefde muzikale recept van Zuid-Amerika, Afrika, de Balkan, hiphop en reggae met gevestigde en minder gevestigde namen uit al deze richtingen. Muzikale raszuiverheid is daarbij geen item: de muziek wordt gepresenteerd als een grootstedelijke smeltkroes, waarbij het programma voor de Nederlandstalige bezoeker nog exotischer wordt door de uitgebreide aandacht voor Franstalige artiesten.
Hoe sterk deze Francofone profilering is, valt op in het hiphopluik van het festival. Waar er vorig jaar minder geïnvesteerd was in deze muziek, kan de weelde dit jaar niet op: Diam’s, Soprano en het sinds twee jaar herenigde Supreme NTM als wereldsterren in Frankrijk. Verrassender is de passage van Féfé, een voormalig lid van Saïan Supa Crew, die nu solo aan de slag gaat en zijn muziek injecteert met blues en soul, waarmee hij een sterk live gevoel creëert. Hetzelfde gaat op voor de Franse producer Wax Tailor (echte naam Jean-Christophe Le Saoût). Zijn rijk hiphopgeluid leverde hem vergelijkingen op met DJ Shadow en RJD2. Op het podium wordt hij bijgestaan door zangeres Charlotte Savary, mc Mattik en muzikanten op cello en dwarsfluit.
De Amerikaanse hiphop is dit jaar bescheiden qua omvang, maar groot in reputatie, met niemand minder dan gangastarapper Snoop Dogg en Nas. Deze laatste zal op Couleur Café samen te horen zijn met Damian Marley (zoon van), zoals dat ook het geval was op hun album ‘Distant Relatives’, waardoor hiphop en reggae niet alleen geschiedkundig, maar ook anno 2010 met elkaar verbonden blijven. Onversneden Jamaicaanse klanken zijn te horen dankzij Steel Pulse (die Sizzla vervangen), het Franse Danakil, Jah Mason, Winston McAnuff en voor de pretska zorgt het Spaanse Ska P.
Dat Couleur Café dit jaar voor de Afrikaanse invulling van het programma sterk de Congolese kaart trekt, hoeft niet te verbazen. Niet alleen omwille van de vijftigste verjaardag van Congolese onafhankelijkheid, maar ook omdat het festival met eerdere concerten van de Kasai Allstars en Konono No. 1 een reputatie te verdedigen heeft. Het is dan ook jammer dat de Congolese delegatie dit jaar minder uitdagend is dan die van de vorige edities. Met de fijngeslepen stem van Papa Wemba presenteert het festival dan wel weer het bekendste uithangbord van de Congolese rumba, naast de Congolese Belg Baloji (ex-Starflam) die voor zijn tweede album ‘Kinshasa Succursale’ de hulp inriep van Congolese muzikanten als Konono No 1, Monik Tenday, Larousse Marciano en La Grâce. De opmerkelijkste verschijning is echter die van Staff Benda Bilili, een groep Congolese muzikanten die leiden aan de verlammingsziekte paraplegie en zich daarom dienen te verplaatsen met zelfgemaakte driewielers. Dat de band bestaat uit straatmuzikanten wordt niet onder stoelen of banken gestoken: authenticiteit staat boven correct gestemde instrumenten. Wie komt voor de afgewerkte producties van de andere Congolezen op de affiche is gewaarschuwd.
De niet-Congolese, Afrikaanse delegatie wordt aangevoerd door de afrobeat van Femi Kuti, zoon van de legendarische Fela Kuti) en de akoestische, twinkelende Malinese muziek van Salif Keita. Meer poppy, maar daarom niet minder interessant is de uit Ivoorkust afkomstig Manou Gallo die als ex-bassiste van Zap Mama een sterke link met België heeft. Op haar derde album ‘Lowlin’ (reizen) laat ze horen dat ze haar frisse en lichtvoetige afrogeluid verder perfectioneert en personaliseert.
Voor de meest veelbelovende Afrikaanse groep moet de Couleur Café-bezoeker echter in noordelijke richting wandelen voor Speed Caravan, een Marokkaans-Franse groep onder aanvoering van Mehdi Haddab. Door zijn ud elektronisch te versterken en te omgeven met basgitaar, percussie en laptopbeats sleurt hij de oosterse snaarklanken in de wereld van westerse popmuziek: niet in een gemakkelijke, louter dansbare omgeving, maar met veel ruimte voor improvisatie en een smaakvolle balans.
De extra ruimte voor hiphop en Congolese muziek, moet uiteraard ergens gehaald worden. De accentverschuiving treft daarbij vooral de Zuid-Amerikaanse muziek die dit jaar niet vertegenwoordigd wordt door de grote wereldsterren, al is het virtuoze Mexicaanse gitaarduo Rodigo y Gabriella geen nobele onbekende te noemen. Een land dat geen last heeft van deze verandering is Colombia dat met drie groepen de vlag van de Zuid-Amerikaanse delegatie draagt. Hierbij ligt de focus niet zozeer op de klassieke latinomuziek, maar op moderne mengvormen, wat zich vertaalt in op hiphopleest geschoeiden acts als Choc Quib Town en Tres Coronas en de feestbende van Systema Solar.
Ondanks alle inbreng van sterk en minder sterk traditioneel geïnspireerde groepen, heeft Couleur Café ook dit jaar weer een aanbod Westerse pop en rock. Naast de klassieke Franse chansonartiesten, worden dit jaar ook enkele opvallende bands gepresenteerd. Daarbij hoort zeker Shantel die de laatste jaren met zijn Balkanpop het grote publiek bereikt en zo zelfs een spoor van vernieling trok op festivals als Pukkelpop en Dour. De kans is dan ook groot dat hij de eer van de Balkanmuziek kan herstellen en de teleurstellende passage van Emir Kusturica (Couleur Café 2009) kan doen vergeten. Andere potentieel interessante verschijningen zijn het Franse Ben L’Oncle Soul (60s soulcovers van ‘Seven Nation Army’, ‘The Spy Who Loved Me’ of ‘Barbie Girl’) de excentrieke Ebony Bones (vorig jaar al op Pukkelpop) en de Duitse Nneka die ook vorig jaar op Couleur Café te horen was en nu tourt als voorprogramma van Nas & Damian Marley.
En de Belgen? Naast voorspelbare passages van Lady Linn & Her Magnificent en Selah Sue zijn het op Couleur Café vaak de opkomende groepen die een ander licht werpen op de Belgische muziekwereld. Ook dit jaar werden die weer geselecteerd uit de inzendingen voor de wedstrijd Wanted, wat resulteerde in een mooie dwarsdoorsnede van de Couleur Café-programmatie: hiphop met Scylla en de human beatboxer Primitive (Belgisch kampioen in 2010 en vorig jaar ook te gast op het festival), reggae van Rootman J & The Zion Youth Crew en souljazz met 1060 (inderdaad, de postcode van Sint-Gillis).
De in Congo geboren Fredy Massamba stak vorig jaar zijn neus stevig aan het venster met een eerste album en een (wat tegenvallend) optreden op Sfinks. Voor het betere blazergeweld zorgen de zevenkoppige Balkan-gnawa-oosterse fanfare La Fanfare du Belgistan (dankzij de knappe arrangementen meer dan nogmaals een feeststoet) en de uitgeweken Colombianen van La Chiva Gantiva.
Dat het festival oor heeft voor opkomend talent is, neemt niet weg dat Couleur Café, net als alle andere grote festivals voor een groot stuk draait op gevestigde namen die vaak voor de zoveelste maal op het podium opduiken. Dit kan bij fervente festivalgangers voor een déja entendu effect zorgen, dat echter geen onoverkomelijk probleem hoeft te vormen wanneer de optredende artiesten kwalitatief sterk genoeg blijven. Of dit laatste het geval is voor funklegende en George Clinton is nog maar de vraag. Meer dan eens was tijdens recente concerten van de deze legendarische aanvoerder van Funkadelic en Parliament te zien en horen dat hij niet zijn muzikanten op sleeptouw nam, maar dat zij met hem aan de haal gingen, een fenomeen waar wel meer van zijn collega-funkpioniers (en de festivals die ze boeken) mee af te rekenen kregen. Als afsluiter op het Titan-podium op zondag zou dit concert nochtans het orgelpunt van het festival moeten worden. Hopelijk mag het meer zijn dan een “je moet hem toch eens gezien hebben” ervaring.
Maar dan nog: wie op Couleur Café een moment heeft waarop hij zijn muzikale gading niet vindt, moet niet noodzakelijkerwijs wegvluchten richting bar of uitgang. Zoals steeds biedt het festival bijkomende animatie en informatie die een substantiële meerwaarde vormt. Het meest in het oog springend is het Cool Art Café, een tentoonstelling van verschillende kunstdisciplines die dit jaar onder het thema The Rich & The Poor werd samengesteld door Herman Bertiau. Andere vertrouwde verschijningen zijn de over het terrein paraderende fanfares, de dansworkshops van breakdance tot Bollywood in de Dance Club en de ngo’s die zich voorstellen in het Solidarity Village.