“Er is maar een voorwaarde”, zo vertelt het Antwerpse kunstencentrum deSingel, “om in aanmerking te komen voor de jaarlijkse componistenhappening die elk voorjaar plaatsvindt, en dat is dat je als componist in alle genre actief moet geweest zijn, én steengoede muziek moet hebben geschreven”. Haydn, Liszt, Dvorak, Beethoven en Bartok passeerden allemaal al een keertje de revue en nu viel de keuze op Benjamin Britten, een man die met veel waarschijnlijkheid als de grootse Engelse componist van de twintigste eeuw aanzien kan worden.

Edo de Waart (foto: Bet Hulselmans)
Edo de Waart (foto: Bet Hulselmans)
In Groot Brittannië is Britten dan ook een vaste waarde op concertprogramma’s. Op het continent blijft een groot deel van zijn werk nagenoeg onbekend. Britten was dan ook in meer dan een opzicht een buitenbeentje: Britten was homoseksueel, in een tijd waarin zijn geaardheid geen evidentie was, al was de relatie die hij onderhield met zijn partner, de tenor Peter Pears een van de meer vruchtbare muzikale relaties uit de muziekgeschiedenis. Een nauwelijks verholen erotiek schemert dan ook door in enkele van Brittens belangrijkste werken, zoals in de liedcyclus ‘Les Illuminations’ voor tenor en strijkers of in de opera ‘Death in Venice’. Britten was ook overtuigt pacifist; tijdens de Tweede Wereldoorlog emigreerde hij zelfs kortstondig naar de Verenigde Staten om te vermijden dat hij in Groot Brittannië opgeroepen zou worden. Van dat pacifisme zijn in later werk trouwens ook sporen terug te vinden, het meest opvallend in de opera ‘Owen Wingrave’. En de muzikale avant-garde, zoals die in de naoorlogse jaren werd beoefend in Duitsland of Frankrijk, interesseerde hem slechts matig. Britten experimenteerde, met klankeffecten bijvoorbeeld, ongewone instrumentale combinaties en (af en toe) atonaliteit maar hoedde zich ervoor dat zijn muziek steeds in een toegankelijk en verstaanbaar concept paste. Het mag geen toeval heten dat een van de componisten waarmee hij in zijn latere jaren een hechte vriendschap ontwikkelde, Dmitri Shostakovich was, een componist die eveneens een voorzichtige afstand tot de experimentele avant-garde behield (of moest behouden, in de Sovjet-Unie).

Bekend en onbekend repertoire wordt zoals steeds afgewisseld op de componisten Happening maar dit jaar is de afstand tussen het bekende werk en het nagenoeg nooit in een concertzaal gehoorde oeuvre wel erg groot. Dat komt omdat Benjamin Britten – op het continent althans – voor een groot stuk een nobele onbekende blijft. Zijn opera’s vinden nog wel vaker hun weg naar de programmatie van operahuizen en grote of populaire werken als het ‘War Requiem’ of de ‘Simple Symphony’ worden met een zekere regelmaat uitgevoerd maar veel kamermuziek of koorwerk van hem is slechter bekend.

deFilharmonie (foto: Bet Hulselmans)
deFilharmonie (foto: Bet Hulselmans)
Het werk dat zonder twijfel tot Brittens meest populaire stukken behoort, opent de happening: de ‘Young Person’s Guide to the Orchestra’ is met voorsprong Brittens vaakst gespeelde compositie. Het is een eeuwige klassieker voor kinderen, samen met Prokofievs ‘Peter en de Wolf’ maar minder vaak geweten is dat Britten het stuk eigenlijk als filmmuziek opvatte. In 1946 werd hij benaderd om muziek te schrijven bij een korte, educatieve documentaire over klassieke muziek van de Schotse regisseur Muir Mathieson. Nadien distilleerde Britten, slechts met verwaarloosbare veranderingen in de orkestpartituur, een suite uit zijn filmmuziek, waarin elk instrument of elke instrumentengroep om te beurt aan bod komt. Het basisthema waarop elke groep een variatie mag spelen en waarmee tot slot een orkestrale fuga gebouwd wordt, leende Britten uit toneelmuziek bij ‘Abdelazer, or the Moor’s Revenge’ van Henry Purcell. Aansluitend, na ‘The Young Person’s Guide to the Orchestra’ vervolgt deFilharmonie onder leiding van Edo de Waart met het pianoconcerto opus 13, een jeugdcompositie van Britten uit het jaar 1938 die haast nooit in concertzalen gehoord wordt.

Na dit eerste, symfonische concert vindt een lezing plaats die door Roger Vignoles gegeven wordt en als onderwerp de vijf ‘Canticles’ van Britten heeft. Deze vijf liederen (al zouden ‘Hymnes’ misschien een beter woord zijn om de muziek te beschrijven) schreef Britten over een periode van bijna dertig jaar, van de eerste die uit 1947 dateert tot de laatste in 1974. Het zijn relatief korte liederen, die erg bewust naar het verleden teruggrijpen (een ‘Canticle’ is een term uit de katholieke kerk, al is dit geen openlijk religieuze muziek) en die voor een relatief kleine bezetting geschreven zijn: een, twee of drie zangers met piano- of harpbegeleiding. Een melodie-instrument is alleen in de derde van de vijf ‘Canticles’ aanwezig, waar zang en piano vervoegd worden door een hoorn. De ontvangers van deze ‘Canticles’ waren vaak mensen die Britten erg nauw aan het hart lagen: tenor Peter Pears bijvoorbeeld of hoornist Dennis Brian. In de vroege avond is er dan de kans om de vijf ‘Canticles’ achter elkaar te horen, uitgevoerd door een groep van zes gerenommeerde Engelse muzikanten: tenor Ben Johnson, Contratenor Michael Chance en bas Roderick Williams, begeleid door pianist Roger Vignoles, harpiste Lucy Wakeford en hoornist Richard Watkins.

Zoals steeds is de componisten happening een samenwerking met het conservatorium van Antwerpen en de studenten van dat conservatorium krijgen dus zoals elk jaar ook weer een plaatsje op de happening. Veel van de bescheidener kamermuziekwerken die Britten doorheen zijn carrière componeerde, blijven namelijk wat onbekend, behalve dan voor de instrumentisten voor wiens instrument ze geschreven zijn. Uit Brittens oeuvre voor hobo, dat verder nog een hobokwartet, de ‘Six Metamorphoses after Ovid’ voor solohobo en de ‘Temporal Variations’ voor hobo en piano omvat, worden op 18 maart de korte en eigenzinnige ‘Two Insect Pieces’ voor hobo en piano uitgevoerd. In vergelijking zijn de ‘Gemini Variations’ uit 1965, voor fluit, viool en piano quatre-mains substantiëler. Ze openen een klankwereld vol aantrekkelijke, quasi-impressionistische akkoorden, akkoorden die echter steeds onmiskenbaar als Britten blijven klinken.

Steven Osborne (foto: Eric Richmond)
Steven Osborne (foto: Eric Richmond)
De ‘Simple Symphony’ is een jeugdwerk van Britten, en wel in meer dan een opzicht. Het dateert uit 1934 en is dus een van zijn vroegere composities maar het grijpt terug naar thema’s uit korte pianowerkjes die Britten zelfs nog vroeger, in zijn tienerjaren geschreven had. Met zijn ontwapenende eenvoud, die zelfs terugslaat op de titels die de individuele deeltjes meekrijgen, behoort inmiddels tot een van Brittens meest populaire composities. Het strijkorkest van het conservatorium voert niet de hele ‘Symphony’ uit maar wel de laatste twee delen, getiteld ‘Sentimental Sarabande’ en ‘Frolicsome Finale’.

Het koor van het Antwerps Conservatorium werkt mee aan een uitvoering van de ‘Ceremony of Carols’ – of toch een selectie eruit – een werk waarmee Britten aansluit bij oudere componisten als Ralph Vaughan-Williams in het schrijven van koormuziek voor het Anglicaanse kerstfeest. Typerend voor Britten is dat hij zich voor dit werk voor driestemmig vrouwen- (of kinderkoor) en harp baseerde op oud-Engelse teksten uit ‘The English Galaxy of Shorter Poems’, een verzameling van (namaak)oude hymnes die samengesteld was door de auteur Gerald Bullett.

De kamermuziek die Britten voor zulke diverse instrumentale combinaties als voor hobo, fluit, pianosolo, trompetten of pauken schreef, zijn allemaal eerder bescheiden van opzet. Ambitieuzer (en men mag zelfs zeggen: belangrijker binnen Brittens oeuvre) zijn de drie genummerde en drie ongenummerde strijkkwartetten die Britten componeerde, net als de drie cellosuites die hij aan het eind van zijn carrière voor Mstislav Rostropovich schreef. Een overzicht van dat kamermuzikale repertoire wordt gegeven in de late namiddag door het Brits/Zuid-Afrikaanse Heath strijkkwartet, dat een uitvoering zal brengen van Brittens eerste strijkkwartet in D, opus 25, een werk uit 1941 en ‘Three Divertimenti’ uit 1933. Het zijn beide vroege werken van een componist die eigenzinnig zijn eigen weg uitzoekt maar net zo eigenzinnig de Europese avant-garde afwijst en op zoek gaat naar een meer toegankelijk idioom.

Alban Gerhardt (foto: Thomas Rabsch)
Alban Gerhardt (foto: Thomas Rabsch)
De eerste cello suite wordt aansluitend gebracht door cellist Alban Gerhardt die zijn recital echter opent met Brittens cellosonate, het vierde grote werk dat Britten tussen 1960 en zijn dood in 1976 voor Rostropovich componeerde. Hetzelfde respect voor traditie dat merkbaar is in de ‘Canticles’, in kamermuziekwerken als de ‘Sinfonietta’ of de strijkkwartetten, blijft ook hier overduidelijk voelbaar. Wie anders van Johann Sebastian Bach vormde anders de inspiratie voor de solosuites voor cello? Britten imiteert bewust de complexe polyfonie van zijn voorganger maar in het sonore timbre van de cello-pizzicato’s is net zo goed de geest van oude Engelse luitmuziek terug te vinden.

Het is echter vooral omwille van zijn opera’s dat Britten faam verwierf. Dertien schreef hij er maar een concertante uitvoering zou te lang uitvallen voor één enkele componisten happening. Er werd dus gekozen voor een orkestsuite met muziek uit wat misschien wel Brittens bekendste opera is: ‘Death in Venice’, naar een verhaal van Thomas Mann. Het zou Brittens laatste opera worden en het is dan ook erg passend dat Britten Manns verhaal, met zijn sensuele vermengeling van schoonheid en vermoeidheid, jeugd en ouderdom, zou voorzien van rationele, haast koele muziek. Het avondconcert is deFilharmonie is dus voor een groot deel gewijd aan het operatische aspect van Brittens oeuvre. Afsluiten doet deFilharmonie echter met een van Brittens eerste composities, de variaties op een thema van Frank Bridge. Bridge was Brittens compositieleraar vanaf 1928, toen Britten veertien was. De ‘Variations’ uit 1937, die gebaseerd zijn op een thema uit Bridges ‘Three Idylls for String Quartet’  vormen dus een hommage aan Brittens eerste mentor. Een vroeg werk dat hommage brengt aan een van Brittens voorgangers en een laat, met symboliek overladen werk als de suite uit ‘Death in Venice’, die drie jaar voor Brittens eigen dood geschreven werd; het is een prachtige manier om dit overzicht van het oeuvre van een van de belangrijkste componisten van de twintigste eeuw af te sluiten!

Meer over Britten Happening


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.