“Er is maar een voorwaarde”, zo vertelt het Antwerpse kunstencentrum deSingel, “om in aanmerking te komen voor de jaarlijkse componistenhappening die elk voorjaar plaatsvindt, en dat is dat je als componist in alle genre actief moet geweest zijn, én steengoede muziek moet hebben geschreven”. Haydn, Liszt, Dvorak, Beethoven en Bartok passeerden allemaal al een keertje de revue en nu viel de keuze op Benjamin Britten, een man die met veel waarschijnlijkheid als de grootse Engelse componist van de twintigste eeuw aanzien kan worden.
Bekend en onbekend repertoire wordt zoals steeds afgewisseld op de componisten Happening maar dit jaar is de afstand tussen het bekende werk en het nagenoeg nooit in een concertzaal gehoorde oeuvre wel erg groot. Dat komt omdat Benjamin Britten – op het continent althans – voor een groot stuk een nobele onbekende blijft. Zijn opera’s vinden nog wel vaker hun weg naar de programmatie van operahuizen en grote of populaire werken als het ‘War Requiem’ of de ‘Simple Symphony’ worden met een zekere regelmaat uitgevoerd maar veel kamermuziek of koorwerk van hem is slechter bekend.
Na dit eerste, symfonische concert vindt een lezing plaats die door Roger Vignoles gegeven wordt en als onderwerp de vijf ‘Canticles’ van Britten heeft. Deze vijf liederen (al zouden ‘Hymnes’ misschien een beter woord zijn om de muziek te beschrijven) schreef Britten over een periode van bijna dertig jaar, van de eerste die uit 1947 dateert tot de laatste in 1974. Het zijn relatief korte liederen, die erg bewust naar het verleden teruggrijpen (een ‘Canticle’ is een term uit de katholieke kerk, al is dit geen openlijk religieuze muziek) en die voor een relatief kleine bezetting geschreven zijn: een, twee of drie zangers met piano- of harpbegeleiding. Een melodie-instrument is alleen in de derde van de vijf ‘Canticles’ aanwezig, waar zang en piano vervoegd worden door een hoorn. De ontvangers van deze ‘Canticles’ waren vaak mensen die Britten erg nauw aan het hart lagen: tenor Peter Pears bijvoorbeeld of hoornist Dennis Brian. In de vroege avond is er dan de kans om de vijf ‘Canticles’ achter elkaar te horen, uitgevoerd door een groep van zes gerenommeerde Engelse muzikanten: tenor Ben Johnson, Contratenor Michael Chance en bas Roderick Williams, begeleid door pianist Roger Vignoles, harpiste Lucy Wakeford en hoornist Richard Watkins.
Zoals steeds is de componisten happening een samenwerking met het conservatorium van Antwerpen en de studenten van dat conservatorium krijgen dus zoals elk jaar ook weer een plaatsje op de happening. Veel van de bescheidener kamermuziekwerken die Britten doorheen zijn carrière componeerde, blijven namelijk wat onbekend, behalve dan voor de instrumentisten voor wiens instrument ze geschreven zijn. Uit Brittens oeuvre voor hobo, dat verder nog een hobokwartet, de ‘Six Metamorphoses after Ovid’ voor solohobo en de ‘Temporal Variations’ voor hobo en piano omvat, worden op 18 maart de korte en eigenzinnige ‘Two Insect Pieces’ voor hobo en piano uitgevoerd. In vergelijking zijn de ‘Gemini Variations’ uit 1965, voor fluit, viool en piano quatre-mains substantiëler. Ze openen een klankwereld vol aantrekkelijke, quasi-impressionistische akkoorden, akkoorden die echter steeds onmiskenbaar als Britten blijven klinken.
Het koor van het Antwerps Conservatorium werkt mee aan een uitvoering van de ‘Ceremony of Carols’ – of toch een selectie eruit – een werk waarmee Britten aansluit bij oudere componisten als Ralph Vaughan-Williams in het schrijven van koormuziek voor het Anglicaanse kerstfeest. Typerend voor Britten is dat hij zich voor dit werk voor driestemmig vrouwen- (of kinderkoor) en harp baseerde op oud-Engelse teksten uit ‘The English Galaxy of Shorter Poems’, een verzameling van (namaak)oude hymnes die samengesteld was door de auteur Gerald Bullett.
De kamermuziek die Britten voor zulke diverse instrumentale combinaties als voor hobo, fluit, pianosolo, trompetten of pauken schreef, zijn allemaal eerder bescheiden van opzet. Ambitieuzer (en men mag zelfs zeggen: belangrijker binnen Brittens oeuvre) zijn de drie genummerde en drie ongenummerde strijkkwartetten die Britten componeerde, net als de drie cellosuites die hij aan het eind van zijn carrière voor Mstislav Rostropovich schreef. Een overzicht van dat kamermuzikale repertoire wordt gegeven in de late namiddag door het Brits/Zuid-Afrikaanse Heath strijkkwartet, dat een uitvoering zal brengen van Brittens eerste strijkkwartet in D, opus 25, een werk uit 1941 en ‘Three Divertimenti’ uit 1933. Het zijn beide vroege werken van een componist die eigenzinnig zijn eigen weg uitzoekt maar net zo eigenzinnig de Europese avant-garde afwijst en op zoek gaat naar een meer toegankelijk idioom.
Het is echter vooral omwille van zijn opera’s dat Britten faam verwierf. Dertien schreef hij er maar een concertante uitvoering zou te lang uitvallen voor één enkele componisten happening. Er werd dus gekozen voor een orkestsuite met muziek uit wat misschien wel Brittens bekendste opera is: ‘Death in Venice’, naar een verhaal van Thomas Mann. Het zou Brittens laatste opera worden en het is dan ook erg passend dat Britten Manns verhaal, met zijn sensuele vermengeling van schoonheid en vermoeidheid, jeugd en ouderdom, zou voorzien van rationele, haast koele muziek. Het avondconcert is deFilharmonie is dus voor een groot deel gewijd aan het operatische aspect van Brittens oeuvre. Afsluiten doet deFilharmonie echter met een van Brittens eerste composities, de variaties op een thema van Frank Bridge. Bridge was Brittens compositieleraar vanaf 1928, toen Britten veertien was. De ‘Variations’ uit 1937, die gebaseerd zijn op een thema uit Bridges ‘Three Idylls for String Quartet’ vormen dus een hommage aan Brittens eerste mentor. Een vroeg werk dat hommage brengt aan een van Brittens voorgangers en een laat, met symboliek overladen werk als de suite uit ‘Death in Venice’, die drie jaar voor Brittens eigen dood geschreven werd; het is een prachtige manier om dit overzicht van het oeuvre van een van de belangrijkste componisten van de twintigste eeuw af te sluiten!