In maart 2014 zal het Arcanto Quartett tijdens haar internationale tournee een tussenstop maken in de Handelsbeurs. Beethovens opus 135 – met het welbekende “Muβ es sein?”-motief – zal er naast Brahms’ klarinetkwintet opus 115 staan. In afwachting reist violiste Antje Weithaas haar kompanen al vooruit. Eind november brengt ze in diezelfde zaal een concert waarop Ravel als vernieuwer aan Dvořák als notoir lyricus wordt gekoppeld.

Antje Weithaas (foto: Marco Borggreve)
Antje Weithaas (foto: Marco Borggreve)
Antje Weithaas, Tanja Tetzlaff en Alexander Lonquich: alle drie zijn ze van Duitse origine en alle drie verloren ze hun hart bij de kamermuziek, meer dan in een solistencontext. Worden popbands gemiddeld gesproken gevormd door toevallige contacten tussen mensen woonachtig in dezelfde stad of door een gezamenlijke opleiding aan een bepaald conservatorium, dan gaat het er bij klassieke musici doorgaans helemaal anders aan toe. Dikwijls zijn het festivals die muzikanten in de gelegenheid stellen korte tijd bij elkaar door te brengen en dan gezamenlijk een programma te presenteren. Soms is zo'n formatie letterlijk een eendagsvlieg, andere keren blijkt er een klik te zijn en is de basis gelegd voor wat een levenslange samenwerking wordt. Of dat het geval zal zijn voor het trio dat Weithaas, Tetzlaff en Lonquich samen vormen, kan nog niet worden gezegd. Op papier kan er echter weinig verkeerd gaan. Weithaas is een eminentie als het om kamermuziek gaat, Tanja Tetzlaff (zus van Christian) is een graag geziene gaste op onder andere het jaarlijkse Spannungen Festival – een der bedevaartsoorden voor wie verslingerd is aan kamermuziek – en Lonquich heeft al een aantal jaar een contract bij ECM op zak. Die laatste zal echter in de coulissen verdwijnen tijdens de opvoering van Ravels sonate voor viool en cello; allicht een kantelmoment binnen dit concert, een waarop een vernauwing van het klankspectrum een verbreding van de emotionele beleving van het publiek zal inluiden.

Ravel was een groot bewonderaar van Debussy, maar weigerde diens stijl zomaar te imiteren. Na diens dood memoreerde hij de componist onder meer door een sonate te schrijven voor viool en cello, die hij opdroeg aan de meesterimpressionist. Precies in dit werk lijkt Ravel echter drastisch afstand te doen van de pittoreske tonaliteitskleuren van het impressionisme. In de plaats komt een wranger, contrapuntisch palet. Door echter aan dit instrumentenduo een zeer omvangrijke geluidwereld te ontlenen, brengt hij een ode aan Debussy's idee van het economisch omspringen met de muzikale middelen. Quasi romantisch is dan weer Ravels ontroerende gehechtheid aan de melodie. Twee thema's laat hij cyclisch in het stuk figureren: ze keren in elk van de vier delen hetzij verscheurd, hetzij intact terug en lijken door hun opvallende aanwezigheid een bijna allegorische veruitwendiging van het ontwikkelingsprocedé dat in de klassieke muziek tot voor enkele decennia steeds verder werd doorgedreven. Bovenop de muziek zelf is ook de theatrale component van een dergelijk stuk in live-uitvoering interessant, zeker wanneer het persoonlijkheden als Weithaas en Tetzlaff zijn die achter de pupiter plaatsnemen.

Alexander Lonquich (foto: Francesco Fratto)
Alexander Lonquich (foto: Francesco Fratto)
Dat een partituur onderhevig is aan de omstandigheden waarin ze wordt gecreëerd, is veel vaker wel dan niet het geval. In de zomer van 1914 verbleef Ravel in Frans Baskenland en men moet geenszins een fijne neus hebben om dat in het parfum van het eerste deel te onderkennen. De componist voelde zich overigens diep verwant met de Baskische cultuur gezien de roots van zijn moeder en oorspronkelijk wilde hij een pianoconcerto schrijven dat de sfeer van dit kruispunt tussen Spanje en Frankrijk moest vastleggen, maar dat plan werd uiteindelijk verlaten. De orkestrale dimensies die zijn pianotrio bij momenten aanneemt, zijn misschien een nawee van het verlangen om tot een grandioos orkestwerk te komen. Ook zou dat bij momenten explosieve idioom zijn ingegeven door Ravels kopzorgen om de cello gebalanceerd in zijn trio in te bedden. Voor de viool en de piano is het nu eenmaal meer evident om gehoord te worden en dat probleem loste Ravel op door de cello zeer solistisch te gaan benaderen. Alleen wie uitzonderlijke technische onderlegd is kan met deze partij uit de voeten, en dat geldt bij uitbreiding eigenlijk ook voor de impulsieve viool- en pianopartij. Het impulsieve en explosieve karakter, twee adjectieven die onmiskenbaar bij dit stuk horen, heeft het trio mogelijkerwijs te danken aan de korte tijd waarop het tot stand kwam. Ravel werd opgeroepen om zijn steentje bij te dragen aan een pas uitgebroken Eerste Wereldoorlog en de verschrikking die hem daar te wachten stond, bracht hij onder in wat een op bijzonder korte tijd gecomponeerd pianotrio werd. Uitgesponnen, levendig, moorddadig, zweterig, zangerig pur sang: een eenduidige dimensie heeft het pianotrio niet. Precies de tegenstrijdige invloedsferen, die van idylle en terreur, hebben echter tot zo een ongemeen intens werk kunnen leiden.

Tanja Tetzlaff (foto: Giorgia Bertazzi)
Tanja Tetzlaff (foto: Giorgia Bertazzi)
Tot slot staat Dvořáks derde pianotrio (opus 65) op het programma. Hier was het geen ellende die zich buitenskamers voltrok die de onmiddellijke katalysator voor het componeren vormde, maar de dood van zijn geliefde moeder. Sedert zijn vorige pianotrio zeven jaar daarvoor had Dvořák bovendien de tegenslag gekend dat enkele van zijn opera's op bijzonder slechte kritieken waren gestoten, hoewel een vriendschap met Brahms veel betekende voor de componist, zowel op stilistisch als op persoonlijk vlak. Het klavier vormt inmiddels, in de traditie van het betere pianotrio, geen afzonderlijke entiteit meer binnen de triocontext, maar wordt een medespeler met een evenwaardig dramatisch verhaal. Het zijn de gevoelsextremen die Dvořák bijna als een waanzinnige opzoekt: drastischer dan het steeds weer inkrimpende en uitdijende bewegingen makende openingsdeel kan bijna niet. Ongeveer halverwege, na twintig minuten, volgt een adagio waarin Dvořáks innerlijke storm nog steeds niet helemaal gaan liggen is. In de afsluitende finale zet de componist de sluizen van dit tranendal vervolgens alweer ongegeneerd open. De kans dat zich op donderdag 28 november waterlanders zullen vormen in de ooghoeken van het opgedaagde publiek, is dan ook verre van gering. Op voorwaarde dat Weithaas, Tetzlaff en Lonquich op scherp staan natuurlijk, maar zijn het geen bekende namen omdat ze hun reputatie keer op keer kunnen waarmaken?

Meer over Antje Weithaas, Tanja Tetzlaff & Alexander Lonquich


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.