Opera was in de achttiende eeuw (buiten in Frankrijk) exclusief Italiaans terrein maar vanaf de laatste twee decennia van die eeuw werden opera's in het Duitse taalgebied vaker en vaker in de volkstaal geschreven. Zo bereikten ze een groeiend burgerlijk publiek. Mozart schreef twee Duitstalige opera's ('die Entführung aus dem Serail' en 'die Zauberflöte') maar hij was niet de enige componist om ‘Singspiele’ te componeren. Haast volledig vergeten vandaag maar in zijn tijd geen onbekende was Johann Rudolph Zumsteeg (1760-1802), een componist aan het hof van Carl Eugen en Ludwig Eugen, hertogen van Württemberg in Stuttgart.
Voor 'Die Geisterinsel' baseerde Zumsteeg zich op een gelijknamige libretto van Friedrich Wilhelm Gotter dat op zijn beurt een bewerking was van Shakespeares 'The Tempest', een toneelstuk dat met zijn sprookjeskarakter perfect in de lijn van de Duitse vroegromantische opera valt.
De stijl van een Duitstalige opera is verschillend van een Italiaanse of Franse: eenvoudiger en volkser met gemakkelijk in het gehoor liggende melodietjes en doorgaans minder opschepperige virtuositeit. Mozarts 'Toverfluit' is een goed voorbeeld van het genre en Zumsteegs 'Die Geisterinsel' klaarblijkelijk ook. De korte koorscènes (‘Geisterchor’, het koor van de geesten die Shakespeare’s magische eiland bewonen), met hun kalme muziek lijken onveranderd te zijn overgenomen uit 'De Toverfluit'. Toch bevat 'Die Geisterinsel' ook een aantal diepzinnige momenten, zoals de opmerkelijk treurige en introverte trage inleiding waarmee de ouverture en dus meteen de hele opera beginnen.
De Hofkapelle Stuttgart speelt op authentieke instrumenten en dat is een beslissing die deze muziek echt tot zijn recht laat komen, vooral in de vele passages die Zumsteeg voor een ensemble van blazers componeert. De finale gaat van start met een opzwepende 'Turkse' mars compleet met trommels en rijkelijk gebruik van blazers, die hier lekker scherp en ruw overkomen.
Sopraan Christiane Karg plaats snelle nootjes en versieringen met zorg en dat zorgt voor een lezing die veel fijngevoeligheid tentoon spreidt. Prospero wordt vertolkt door bariton Falko Hönisch, die zijn personage een koninklijke nuchterheid meegeeft en met veel gevoel voor nuance zingt. Benjamin Hulett zingt de tenorrol van Prosperos zoon Fernando en hij doet dat op een net zo zachte, soepele manier. Caliban de gnoom wordt vertolkt door bariton Christian Feichtmair, die zijn rol speelt met een komische slechtheid die Monostatos, de boze dienaar uit 'de Toverfluit' niet zou hebben misstaan.
Platenlabel Carus heeft eerder al onbekende, klassieke en vroegromantische opera's uitgegeven, waaronder Schuberts 'Sakontala'. Zulke werken hoeven helemaal niet minderwaardig te zijn: Zumsteegs 'Die Geisterinsel' is een charmante en zelden eentonige opera die, mits het zoals hier een kundige uitvoering en een stevige cast zangers meekrijgt, rustig met Beethovens 'Fidelio' of enkele opera's van Carl Maria von Weber vergeleken mag worden.