‘Wait for Me’, het laatste project van Zita Swoon-frontman Stef Kamil Carlens, dook voor het eerst op in de media toen de Antwerpenaar zijn Afrikaanse “collaboratie” voorstelde in het Zuiderpershuis in mei van vorig jaar. De opnames van de laatste Zita Swoon-plaat ‘Big Blueville’ lag toen al drie jaar achter hem en meteen daarna had hij het gevoel gehad dat het tijd was voor iets nieuws. Het zoeken naar een nieuwe weg zou hem uiteindelijk tot de Zita Swoon Group brengen, een band die met het welbekende geluid van de originele groep verder experimenteert in wisselende bezettingen. In 2009 reisde Carlens af naar Burkina Faso om daar Westerse muziek met Afrikaanse te laten versmelten, als eerste experiment onder de nieuwe naam van zijn band. Wat Carlens naar eigen zeggen ongelofelijk fascineert, is de wijze waarop de Afrikaanse gemeenschap in het alledaagse leven sterk doordrongen is van een grote muzikaliteit, terwijl muziek zich in deze streken veel meer binnen het officiële kunstcircuit afspeelt. De vraag die zich dan opdringt is of de Afrikaanse muziek daarom dichter bij de emoties uit het dagelijks leven staat; kortom, of de muziek natuurlijker klinkt, minder geconstrueerd is, minder intellectueel aandoet.
Dat het project een stap in het ongewisse was, geeft Carlens achteraf grif toe. Muzikaal was de muzikant enkel gewapend met een iPod, waarop twee nummers van Canned Heat stonden. Daarvan wilde de Belg de sfeer hertalen naar een Afrikaans-Westerse smeltkroes. ‘Wait for Me’ is inderdaad een mooi ontmoeten geworden tussen Zuid en Noord. Men moet het Carlens nageven dat tegelijk veel Zita Swoon doorklinkt in de plaat, terwijl de Afrikaanse spelers in alle nummers toch duidelijk hun eigen karakter inbrengen. Het feeërieke, bluesy Zita Swoon-karakter wordt hier mooi overspoeld met een deken van Afrikaanse ritmes en instrumenten, die dorre landschappen en dansende mensen vol levensvreugde voor ogen roepen. Simultaan is precies dat element de voornaamste zwakte van dit album: de clichés van het Afrikaanse volk dat de heerlijkheden van het leven bezingt en cultiveert op nogal schreeuwerige wijze, worden hier niet overstegen. De Afrikaanse invloed binnen deze plaat wordt namelijk behoorlijk ruw neergepoot, en het is aan Carlens om daar een Westers kleed rond te breien. Dat is aardig gelukt, maar het eindresultaat is geen cross over voorbij de som der gehelen; wel een illustratie van het feit dat culturen kunnen interageren, zonder aan eigenheid te moeten inboeten.
Carlens propageert dus samen met Mamadou Diabaté Kibié (balafon) en Awa Démé (zang) de culturele rijkdom van Afrika, een gegeven dat zich verderzet in de teksten bij dit album. Ooit was Carlens een dichter die met mierzoete poëzie de onmogelijke liefde bezong, maar inmiddels heeft hij het over de noodzaak van goed onderwijs, eerlijke handel en transparant bestuur. Ambieert de man een ambassadeurspost bij een of andere ngo? Nee, hij meent het klaarblijkelijk, maar ook in dat opzicht is ‘Wait for Me’ een pamflettaire plaat: de geëngageerde muzikant heeft het hart op de goede plaats, en daarom wordt het hem schijnbaar niet kwalijk genomen dat hij zonder nieuwe ideeën op de proppen komt? Zo dobberen teveel nummers op ‘Wait for Me’ zomaar wat in het rond, waarbij gespeeld wordt met voor- en nazang, of waarbij de Afrikaanse percussie voor een stevige vibe zorgt waarover wordt gezongen in Engels, Frans of onverstaanbare talen. Mooi is dan weer dat ook wanneer de teksten niet te begrijpen zijn, Carlens een indringend gevoel kan creëren, alsof de woorden toch intuïtief aangevoeld kunnen worden.
‘Wait for Me’ is geen slechte plaat, maar de blazers van Mâäk zitten bijvoorbeeld achter een dikke laag productie weggemoffeld, om het album toch radiogevoelig te houden. De tracks zijn stuk voor stuk gelikt en proper, weliswaar met aangename sferen en veel vreugd, maar muzikaal dikwijls niet prikkelend genoeg. Het andere werk van Zita Swoon zal dus, alle goede bedoelingen ten spijt, vaker in de cd-lader belanden.