Deze tweede cd bij Deutsche Grammophon met pianoconcerti van Mozart en Maurizio Pollini spitst zich toe op het eerste en laatste concert uit Mozarts meest productieve periode in het genre. Toen hij in 1782 naar Wenen kwam richtte hij een concertreeks in met eigen werk en met zichzelf als solist daarvoor had hij concerti nodig. Tussen 1783, het jaar waarin dit 12de concerto, in A K.414 geschreven werd en 1786, toen Mozart nummer 24 in c mineur K.491 componeerde, schreef hij niet minder dan veertien pianoconcerti.
Terwijl het 12de concerto nog volledig voldoet aan de verwachtingen van het Weense publiek (opgewekte, diverterende toon, blazers die een louter ondersteunende rol spelen, zodat het werk eventueel ook slechts door strijkkwartet begeleid kan worden), betreedt de luisteraar met nummer 24 een totaal andere wereld: de mineur toonaard was tot dan toe nagenoeg uniek in het genre en zorgt dat het concerto veel meer dramatische geladenheid bevat.
Beide concerten op deze plaat werden live opgenomen in het Weense Musikverein. De vrolijkheid van het twaalfde concerto lijkt getemperd door Pollinis leeftijd. In dit werk vindt men minder jeugdige onstuimigheid dan wel eenvoudig geluk omwille van Mozarts charmerende virtuositeit, die elders doorgaans meer uitbundig klinkt. Het tweede deel van dit concerto wordt ingetogen en ernstig gehouden en geeft goed weer hoe de muzikanten van de Wiener Philharmoniker en Pollini zelf deze muziek tot haar meest natuurlijke eenvoud kunnen herleiden. Pollini valt zonder dralen zijn cadenza's aan, haast nonchalant, en die getuigen dan ook van een zeldzame spontaniteit, alsof hij ze ter plekke aan het improviseren is.
Het vierentwintigste concert bezit een zekere terughoudendheid in haar openingsdeel, met een dreigende mineurmelodie waarbij elke noot erg zorgvuldig geplaatst lijkt. Het resultaat is een concerto dat misschien niet zeer energiek overkomt maar vol smart en latente dreiging zit, zowel bij de solist als bij het orkest. Geen droge klank zoals bij de authentieke uitvoeringspraktijk maar wel een gezond gevoel voor drama in een breed gedacht openingsdeel. Zo hoort de luisteraar niet die koortsachtige gedrevenheid die men vaker met Mozarts werken in mineurtoonaard associeert.
De balans is natuurlijk die van een klassiek orkest, met blazers (twee hoorns en twee hobo's) in nummer twaalf die een verwaarloosbare rol spelen en hier ook nauwelijks op de voorgrond treden. Maar in het vierentwintigste concerto komt de klank van de blazers van de Wiener Philharmoniker dan weer prachtig tot haar recht. De minder gladgestreken klank van de fagotten, de hobo's of de klarinetten is onmiddellijk herkenbaar is zorgt voor betoverende momenten in het trage deel van het 24ste concerto.
Pollinis heldere, beheerste maar bovenal spontane kijk op Mozart blijft boeien. Dit zijn concerti die Pollini herleidt tot hun meest zuivere vorm, overzichtelijk en heel natuurlijk uitgevoerd.
Meer over Wolfgang Amadeus Mozart
Verder bij Kwadratuur
Interessante links