Voor de tweehonderdste verjaardag van Richard Wagners geboorte in 2013, geeft het platenlabel Pentatone een reeks van negen van de grootste Wagner-opera’s uit. De uitvoerders zijn telkens het Rundfunk-Sinfonieorkchester Berlin en het Rundfunkchor Berlin en hun dirigent Marek Janowski. Met deze vijfde uitgave is het de beurt aan ‘Tristan und Isolde’, Wagners tragische ode aan onmogelijke liefde.
Net als in ‘Der Fliegende Holländer’, ‘Parsifal’ of de ‘Ring’ cyclus, kiest Wagner zijn onderwerp uit de mythologie, in dit geval uit de Keltische. Door toedoen van een liefdesdrank worden Isolde, die aan koning Marke beloofd is, en Tristan, Markes trouwe luitenant, op elkaar verliefd. Hun onmogelijke verhouding eindigt in de dood van Tristan en zijn naasten en wanneer Isolde naar een stervende Tristan toesnelt, pleegt ze op haar beurt ook zelfmoord.
Janowski kiest ervoor om de bekende prelude zo breed mogelijk te interpreteren, met uitgestrekte frases en dissonante akkoorden die schijnbaar nergens een oplossing vinden. Het resulteert in een klassieke Wagner-uitvoering, breedsprakerig en zwaar maar tegelijkertijd ook vol met pathos. De prelude tot de derde akte geeft een goed voorbeeld van dat pathos. Wanneer het verhaal op dit moment een duistere kant uitgaat, zorgt het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin voor een uitermate droevige, beklijvende lezing van Wagners muziek. De lenig uitgevoerde althobosolo, die de melodie uitbeeldt van een herder die op de uitkijk staat, mag overigens zeker ook vermeld worden.
Over het algemeen houdt de cast een gezond spreekritme aan. Dialogerende passages kunnen zonder moeite zonder bijhorende tekst gevolgd worden en zelfs de meer dramatische aria’s behouden een manier van articuleren die overeenkomt met een normale manier van praten. Het is een aanpak die overeenkomt met Wagners wensen (die geen liefde had voor het ‘geaffecteerde zingen’ van Italiaanse bel canto zangers) en bovendien de plot van deze ‘Tristan und Isolde’ verstaanbaar en toegankelijk houdt.
Dat is in de eerste plaats te danken aan Tristan (Stephen Gould) en Isolde (Nina Stemme) zelf, die hier twee uitstekende hoofdrollen zingen. Stemme’s sopraanstem kan krachtig klinken maar is nergens geforceerd. Zelfs de topnoten van haar tamelijk hoge sopraanpartij blijven melodieus. Eenzelfde zachtaardigheid kenmerkt ook Stephen Goulds lezing van Tristans rol. Ondanks het grote orkest dat hij moet bedwingen, komt hij genuanceerd en verstaanbaar over. Het is bovendien niet moeilijk om in zijn frisse tenorstem de edele jongeman te herkennen waar het Tristan-verhaal om vraagt.
Johan Reuter ademt, als Kurwenal, autoriteit en ernst uit, maar zijn stem kan net zo goed licht en jeugdig klinken. Meer dan Gould of Kwangchul Youn (koning Marke), beheerst zijn personage een brede waaier aan kleuren en karakters, van opgetogen aan het eind van de eerste akte tot haast wanhopig aan het begin van de derde. In vergelijking doen de nevenpersonages met misschien net wat minder goed. Michelle Breedt bezit als Brangäne, Isolde’s begeleidster, een krachtige mezzostem die echter net te vaak geagiteerd klinkt. Dat werkt weliswaar goed op bewogen plaatsen, waar veel vibrato niet misstaat maar het beperkt de expressiviteit van haar personage op andere plekken.
Dit is en blijfteen erg toegankelijke ‘Tristan und Isolde’. Wagner kent hevige voor- en tegenstanders, maar wie van deze complexe, dramatische muziek houdt, zal niet teleurgesteld zijn door deze meeslepende uitvoering. De bijna drie uren van de opera vliegen snel voorbij, en dat is dankzij de fascinerende vertolking, zowel bij de solisten als bij het orkest, die erin slagen om Wagners liefdestragedie vol gevoel en medeleven vorm te geven.